ECLI:NL:CBB:2004:AO4471
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Weigering van aanwezigheidsvergunning voor kansspelautomaten in laagdrempelige inrichting
Op 4 augustus 2003 ontving het College van Beroep voor het bedrijfsleven een beroepschrift van E.R. Bouwens Beheermaatschappij B.V. tegen een besluit van de burgemeester van Den Haag van 1 juli 2003. Dit besluit verklaarde het bezwaar van appellante tegen de afwijzing van haar verzoek om een vergunning voor het aanwezig hebben van twee kansspelautomaten ongegrond. De aanvraag voor de vergunning was ingediend op 12 februari 2002, maar de burgemeester weigerde deze op 26 april 2002. Appellante maakte bezwaar, maar dit werd uiteindelijk ook ongegrond verklaard.
Tijdens de zitting op 28 januari 2004 werd het standpunt van appellante toegelicht door haar gemachtigde, mr. M.G. Cantarella, en was ook E.R. Bouwens aanwezig. De burgemeester, vertegenwoordigd door F.M.J. Schumans, betwistte de ontvankelijkheid van het beroep, omdat de periode waarvoor de vergunning was aangevraagd inmiddels was verstreken. Appellante stelde echter dat zij procesbelang behield, omdat de beoordeling van de laagdrempeligheid van de inrichting van belang was voor toekomstige aanvragen.
Het College oordeelde dat appellante geen rechtens te honoreren belang had bij de beoordeling van haar beroep, aangezien de vergunningstermijn was verstreken en er geen schade was aangetoond. De rechtsvraag over de laag- of hoogdrempeligheid van de inrichting kon in een later tijdvak aan de orde komen. Het College verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en oordeelde dat er geen termen waren voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan op 11 februari 2004 door mr. E.J.M. Heijs, in aanwezigheid van griffier mr. F.W. du Marchie Sarvaas.