ECLI:NL:CBB:2004:AQ9863
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Weigering aanwezigheidsvergunning voor kansspelautomaten en ontvankelijkheid beroep
In deze zaak hebben appellanten A en B, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. A.C. de Klerk, beroep ingesteld tegen de weigering van de burgemeester van Maassluis om een aanwezigheidsvergunning voor kansspelautomaten te verlenen. De aanvraag voor deze vergunning werd op 28 januari 2003 ingediend, maar op 4 november 2003 werd deze geweigerd. Appellanten maakten bezwaar tegen deze weigering, maar de burgemeester besloot pas op 5 april 2004 op het bezwaar, waarna het beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven werd ingediend. Het College ontving het beroepschrift op 8 april 2004.
De kern van het geschil draait om de vraag of appellanten nog een rechtens te honoreren belang hebben bij de beoordeling van hun beroep, nu de periode waarvoor de vergunning was aangevraagd inmiddels was verstreken. Het College oordeelde dat, hoewel appellanten een belang hadden bij een uitspraak van het College voor toekomstige aanvragen, dit belang niet als rechtens te honoreren kon worden aangemerkt. De rechtsvraag die appellanten wilden laten beantwoorden, kon in een latere procedure aan de orde worden gesteld.
Het College verklaarde het beroep niet-ontvankelijk, omdat appellanten geen belang meer hadden bij de beoordeling van het beroep tegen het besluit van 5 april 2004. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van appellanten tot een bedrag van € 80,50. De uitspraak werd gedaan door mr. E.J.M. Heijs, met mr. M.H. Vazquez Muñoz als griffier, en vond plaats op 7 juli 2004.