ECLI:NL:CBB:2004:AR5683
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- B. Verwayen
- J.L.W. Aerts
- H.G. Lubberdink
- Rechtspraak.nl
Vergelijking huisvestingscapaciteit varkenshouderij en milieuvergunningen
In deze zaak, behandeld door het College van Beroep voor het bedrijfsleven, hebben appellanten, A en De Elleboog B.V., beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit inzake hun varkensrechten onder de Wet herstructurering varkenshouderij (Whv). De appellanten stelden dat hun milieuvergunning van 16 maart 1993 hen recht gaf op een uitbreiding van 94 zeugenplaatsen, bovenop de 676 zeugenplaatsen die al waren vergund. De Minister had echter geoordeeld dat de uitbreiding niet in overeenstemming was met de geldende wetgeving en dat de extra capaciteit niet kon worden erkend voor de berekening van hun varkensrechten.
De procedure begon met een beroep van appellanten op 19 augustus 2003, na een besluit van de Minister op 15 juli 2003. Gedurende de procedure zijn verschillende stukken ingediend, waaronder een verklaring van feitelijke uitbreiding en een verweerschrift van de Minister. De zitting vond plaats op 25 mei 2004, waar beide partijen hun standpunten toelichtten.
Het College oordeelde dat de Minister terecht had vastgesteld dat de extra huisvestingscapaciteit niet kon worden erkend, omdat deze niet voldeed aan de voorwaarden van de Whv. De appellanten hadden niet aangetoond dat er sprake was van een feitelijke uitbreiding van het aantal varkens dat zij mochten houden. Het College concludeerde dat de appellanten niet in aanmerking kwamen voor de gevraagde varkensrechten en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt de noodzaak om bij het aanvragen van varkensrechten rekening te houden met de feitelijke situatie en de voorwaarden van de wet.