ECLI:NL:CBB:2004:AR8151
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- H.C. Cusell
- M.A. van der Ham
- J.W.H. de Planque
- Rechtspraak.nl
Tegemoetkoming in schadevergoeding op basis van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
In deze zaak heeft de Maatschap A, te B, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarbij de bezwaren van appellante tegen een eerdere schadevergoeding op grond van artikel 86 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwd) ongegrond zijn verklaard. De procedure begon met een beroep dat op 26 januari 2004 werd ingediend tegen een besluit van 15 december 2003, waarin de Minister de schadevergoeding had vastgesteld. De appellante had eerder bezwaar gemaakt tegen een taxatie van de waarde van de dieren en de schadevergoeding, die in een eerdere beslissing was vastgesteld op fl. 162.571,02. Na een hertaxatie op 30 september 2003, werd de waarde van de dieren vastgesteld op fl. 258.763,54, maar de Minister weigerde een hogere schadevergoeding te geven, wat leidde tot het beroep van appellante.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de Minister de bezwaren van appellante terecht ongegrond heeft verklaard. Het College oordeelde dat de taxatie door deskundigen, benoemd door de kantonrechter, leidend is en dat de Minister in redelijkheid niet van deze waardevaststelling kon afwijken. De appellante had aangevoerd dat zij recht had op vergoeding van gederfde rente en dat de Minister in vergelijkbare gevallen wel tot vergoeding was overgegaan, maar het College oordeelde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die een afwijking van de deskundigenwaardering rechtvaardigden. Het beroep van appellante werd dan ook ongegrond verklaard, en het College zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.