ECLI:NL:CBB:2006:AY6701
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- B. Verwayen
- J.A. Hagen
- M. van Duuren
- Rechtspraak.nl
Wijziging van vergunning voor biotechnologische handelingen bij dieren
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 11 juli 2006 uitspraak gedaan in een geschil over de wijziging van een vergunning voor biotechnologische handelingen bij dieren. Appellante, A, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin de vergunning van B voor biotechnologische handelingen werd gewijzigd. De vergunning, oorspronkelijk verleend op 22 september 2004, werd aangepast om de biotechnologische handelingen uit te breiden, wat leidde tot de mogelijkheid om genetisch gemodificeerde ratten te vervaardigen. Appellante betwistte de wijziging van de vergunning, stellende dat de omvang en het doel van de handelingen niet in verhouding stonden tot de eerder verleende vergunning en dat verweerder onvoldoende gemotiveerd had waarom de wijziging werd verleend.
Het College heeft de procedure en de argumenten van beide partijen zorgvuldig overwogen. Het College oordeelde dat de handelingen die in het kader van de gewijzigde vergunning konden worden verricht, vergelijkbaar waren met de reeds vergunde biotechnologische handelingen. De onderzoeksdoelstelling was niet veranderd en de diersoorten muis en rat werden als vergelijkbaar beschouwd. Het College concludeerde dat er geen significante wijziging was in de ethische aspecten of de mogelijke effecten voor de gezondheid of het welzijn van de dieren, waardoor de wijziging van de vergunning gerechtvaardigd was.
Uiteindelijk verklaarde het College het beroep van appellante ongegrond, waarbij het geen aanleiding zag voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van de belangen bij vergunningverlening in de biotechnologie en de rol van de Commissie biotechnologie bij dieren in dit proces.