ECLI:NL:CBB:2006:AZ1507
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- H.C. Cusell
- M.S. Hoppener
- Rechtspraak.nl
Afwijzing slachtpremieaanvraag op basis van te late indiening en administratieve verplichtingen
In deze zaak heeft appellant, A, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin zijn aanvragen voor slachtpremie gedeeltelijk werden afgewezen. De procedure begon met een beroep dat op 8 juni 2005 bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven werd ingediend, tegen een besluit van 28 april 2005. De Minister had op dat moment al een besluit genomen op het bezwaar van appellant tegen een eerdere afwijzing van zijn aanvragen voor slachtpremie, die waren ingediend op basis van de Regeling dierlijke EG-premies. Tijdens de zitting op 9 juni 2006 werd appellant vertegenwoordigd door F. Stokman, terwijl de Minister werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. R. Scholten.
De kern van het geschil draait om de tijdigheid van de slachtmeldingen die door het slachthuis zijn gedaan. Appellant had zich in 1999 aangemeld voor de slachtpremieregeling en in 2003 waren er aanvragen ingediend voor slachtpremie voor runderen. Echter, de aanvragen voor zeventien runderen werden afgewezen omdat deze te laat waren ingediend. Het College oordeelde dat de slachtmelding door het slachthuis niet tijdig was gedaan, wat leidde tot de afwijzing van de aanvragen. Appellant voerde aan dat er storingen waren in het systeem dat gebruikt werd voor de slachtmeldingen, maar het College oordeelde dat deze stelling niet voldoende onderbouwd was.
Het College concludeerde dat de te late indiening van de aanvragen voor de slachtpremie voor de betrokken runderen voor rekening en risico van appellant kwam. De beslissing van de Minister om geen slachtpremie toe te kennen werd dan ook bevestigd. Het College verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling.