ECLI:NL:CBB:2006:AZ2218
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Schadevergoedingsuitspraak
- H.C. Cusell
- H.O. Kerkmeester
- B. Hessel
- Rechtspraak.nl
Schadevergoeding na afkeuring van geslacht rund en vernietiging zonder compensatie
In deze zaak heeft appellant, een houder van een rund, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het geschil ontstond nadat het rund, dat op 29 november 2004 was afgeleverd bij het slachthuis, op 1 december 2004 door de keuringsdierenarts van de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) was afgekeurd. De afkeuring was het gevolg van onjuiste bevestiging van de oormerken. De appellant verzocht om schadevergoeding, maar de Minister erkende slechts aansprakelijkheid voor een derde van de schade, wat leidde tot een vergoeding van € 296,50. Appellant was het hier niet mee eens en stelde dat de schade volledig aan de Minister toerekenbaar was.
Tijdens de zitting werd duidelijk dat de Minister de schadevergoeding had gebaseerd op artikel 6:101 van het Burgerlijk Wetboek, dat stelt dat schadevergoeding kan worden verminderd indien de benadeelde ook schuld heeft aan de schade. De appellant had erkend dat hij de oormerken op een onjuiste manier had bevestigd, wat bijdroeg aan de afkeuring van het rund. Echter, het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde dat de Minister niet voldoende had aangetoond dat de appellant's handelen de oorzaak was van de schade die hij had geleden door de destructie van het rund.
Het College concludeerde dat de Minister de schadevergoeding moest verhogen naar het volledige bedrag van € 856,52, te vermeerderen met wettelijke rente. Tevens werd de Minister veroordeeld in de proceskosten van de appellant, die op € 644,-- werden vastgesteld, en het griffierecht van € 138,-- moest worden vergoed. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van de VWA en de Minister in het kader van schadevergoeding en de noodzaak om zorgvuldig om te gaan met de rechten van dierenhouders.