6. De beoordeling van het geschil
6.1 Verweerder heeft zich in zijn verweerschrift op het standpunt gesteld dat de beroepen niet ontvankelijk moeten worden verklaard, omdat appellante geen procesbelang heeft bij de door haar ingestelde beroepen, nu de gronden zich uitsluitend richten tegen de redactie van de tarievenbladen en niet tegen de hoogte van de vastgestelde tarieven.
Het College deelt dit standpunt van verweerder niet. Vaststaat dat de belangen van appellante - als behartiger van de belangen van haar op het net van de betreffende netbeheerder aangesloten leden (de afnemers) - rechtstreeks betrokken zijn bij de door haar bestreden tariefbesluiten. De aard van de tegen die besluiten ingebrachte bezwaren maakt niet dat haar belang bij een uitspraak over de rechtmatigheid daarvan zou zijn vervallen. Ook overigens heeft verweerder geen omstandigheden aangedragen die tot die slotsom zouden moeten voeren.
6.2 In haar eerste beroepsgrond voert appellante aan dat in het voor de netbeheerder geldende tarievenblad een afzonderlijk tarief moet worden opgenomen voor de knip, de beveiliging en de verbinding. Uit het verhandelde ter zitting blijkt dat deze beroepsgrond ziet op de eenmalige aansluitvergoeding.
Uit artikel 27 juncto 41c van de Wet volgt dat er een tarief moet worden vastgesteld waarvoor afnemers worden aangesloten op een net. Artikel 28 van de Wet bepaalt dat dit tarief uitsluitend betrekking heeft op de in dit artikel genoemde werkzaamheden die moeten plaatsvinden in het kader van een aansluiting op het net. In de TarievenCode is vervolgens onder meer de tariefstructuur voor het tarief voor deze werkzaamheden neergelegd. Zo is in artikel 2.3.3 juncto artikel 2.3.3.C op inzichtelijke wijze vastgelegd dat de knip, beveiliging en verbinding de elementen zijn op grond waarvan het tarief ter bestrijding van de initiële investeringskosten (het eenmalige aansluittarief) wordt berekend. Uit genoemde bepalingen vloeit evenwel niet voort dat deze elementen in het als bijlage bij het tarievenbesluit gevoegde tarievenblad afzonderlijk dienen te worden weergegeven. Wel brengt het vereiste van transparantie van tarieven met zich mee dat het tarievenbesluit op een zodanige wijze wordt gemotiveerd dat inzichtelijk wordt uit welke elementen en de daarbij behorende bedragen het (eenmalige aansluit)tarief is opgebouwd. In de voorliggende zaken is dit niet gebeurd, terwijl dit gebrek in de bestreden besluiten evenmin is hersteld. De bestreden besluiten voldoen in zoverre niet aan de vereisten van artikel 7:12 Awb en komen daarom voor vernietiging in aanmerking.
6.3 In de zaken AWB 07/79 en AWB 07/80 wordt voorts het volgende overwogen.
Niet in geschil is dat op grond van de Wet de elementen en de wijze van berekening van de (aansluit)tarieven uitputtend moeten worden geregeld in de TarievenCode. Volgens appellante volgt hieruit dat, nu in de TarievenCode gelet op de tabel van artikel 2.3.3.C, niet is voorzien in de mogelijkheid van het maken van onderscheid binnen de periodieke aansluitvergoeding, ten onrechte in het tarievenbesluit bij dit tarief onderscheid wordt gemaakt tussen "MS-distributie", "MS-transport" en "Afnemers Trafo HS + TS/MS".
Naar het oordeel van het College verzet noch de Wet noch artikel 2.3.3.C van de TarievenCode zich tegen het maken van onderscheid binnen de periodieke aansluitvergoeding. Artikel 28 van de Wet bepaalt alleen op welke werkzaamheden het aansluittarief betrekking heeft. In de TarievenCode wordt vervolgens in artikel 2.2.1 uiteengezet dat het aansluittarief ziet op kosten die de netbeheerder in verband met die werkzaamheden moet maken en voorts dat die kosten zijn te splitsen in: initiële investeringskosten (hierna: de eenmalige aansluitkosten) en kosten voor het in stand houden van de aansluiting (hierna: periodieke aansluitkosten). De periodieke aansluitvergoeding waarop de onderhavige beroepsgrond ziet, betreft het tarief dat in rekening wordt gebracht voor die periodieke aansluitkosten. In artikel 2.2.2 van de TarievenCode wordt bepaald dat met betrekking tot de eenmalige aansluitkosten de netbeheerder moet uitgaan van de gemiddelde kosten voor de standaardaansluitingen zoals aangegeven in de tabel van artikel 2.3.3.C. Met betrekking tot de periodieke aansluitkosten kent de TarievenCode een dergelijk bepaling niet, noch wordt anderszins een verwijzing naar de tabel van artikel 2.3.3.C gemaakt. Dit betekent dat deze tabel niet van toepassing is op de periodieke aansluitvergoeding. Dit kan overigens ook worden afgeleid uit de tabel, nu daarin de kosten voor de instandhouding niet als element van de berekening van het tarief waarop de tabel ziet, zijn opgenomen. Bovendien laat de bepaling die specifiek betrekking heeft op de periodieke aansluitvergoeding - artikel 2.3.2.B van de TarievenCode - de mogelijkheid open voor een differentiatie naar aansluitcapaciteit binnen de periodieke aansluitvergoeding.
De tweede beroepsgrond in de zaken AWB 07/79 en AWB 07/80 faalt derhalve.
6.4 De beroepen zullen gegrond worden verklaard. Verweerder zal opnieuw op de bezwaren dienen te beslissen, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
6.5 Het College ziet aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75 Awb te veroordelen in de proceskosten van appellante. Nu het samenhangende zaken betreft, worden deze zaken voor de toepassing van het tarief voor de kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand beschouwd als één zaak. Deze kosten worden met inachtneming van het voorgaande op de voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht (beroepschrift 1 punt, bijwonen zitting 1 punt, wegingsfactor 1,5 voor een zware zaak, bij een waarde van € 322,-- per punt) berekend op € 966,--.