ECLI:NL:CBB:2009:BK4483

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
21 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/387
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.E. Doolaard
  • F.W. du Marchie Sarvaas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit Minister van Landbouw inzake bedrijfstoeslag 2008

In deze zaak heeft appellant, A, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, dat betrekking heeft op de vaststelling van de bedrijfstoeslag voor het jaar 2008. Het beroep is ingediend op 16 maart 2009, naar aanleiding van een besluit van 18 februari 2009, waarin het bezwaar van appellant tegen een eerder besluit van 5 december 2008 werd afgewezen. Appellant had in zijn Gecombineerde opgave 2008 aangegeven dat hij een oppervlakte van 6.00 ha voor perceel 1 had opgegeven, maar de Minister had deze oppervlakte ambtshalve teruggebracht tot 5.69 ha. Appellant betwistte deze vaststelling en voerde aan dat de oppervlakte van perceel 1 in werkelijkheid 6.37.10 ha bedraagt, waarbij hij ook opmerkte dat een gedeelte van het perceel niet meegeteld mocht worden voor de bedrijfstoeslag.

Tijdens de procedure heeft appellant meerdere keren telefonisch contact gehad met de Minister, waarbij hij aangaf dat hij met een meetrapport zou aantonen dat de oppervlakte correct was. De Minister baseerde zijn besluit op satellietfoto's, maar gaf geen inzicht in de gebruikte gegevens of de datum van de opnamen. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde dat de Minister niet voldoende had gemotiveerd waarom de door appellant aangevoerde gegevens niet tot een andere conclusie konden leiden. Bovendien was het besluit niet zorgvuldig voorbereid, omdat appellant niet in de gelegenheid was gesteld om te reageren op de resultaten van het meetonderzoek.

Het College concludeerde dat het beroep kennelijk gegrond was en vernietigde het bestreden besluit. De Minister werd opgedragen om opnieuw te beslissen op het bezwaar van appellant, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak. Tevens werd bepaald dat de Minister het door appellant betaalde griffierecht van € 150,-- diende te vergoeden. De uitspraak werd gedaan op 21 oktober 2009 door mr. W.E. Doolaard, in tegenwoordigheid van mr. F.W. du Marchie Sarvaas als griffier.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
Derde enkelvoudige kamer
AWB 09/387 21 oktober 2009
5101 Regeling GLB-inkomenssteun 2006
Uitspraak in de zaak van:
A, te B, appellant,
tegen
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,
1. De procedure
Appellant heeft bij brief van 12 maart 2009, bij het College binnengekomen op 16 maart 2009, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 18 februari 2009.
Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar van appellant tegen een besluit van 5 december 2008, waarbij verweerder appellants bedrijfstoeslag voor het jaar 2008 op grond van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 (hierna: de Regeling) heeft vastgesteld.
Bij brief van 16 april 2009 heeft verweerder een verweerschrift ingediend en de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd.
2. De vaststaande feiten
Op grond van de stukken zijn in deze zaak, voorzover hier van belang, de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
Met het op 5 mei 2008 bij verweerder ontvangen formulier Gecombineerde opgave 2008 (hierna: de Gecombineerde opgave) heeft appellant onder meer te kennen gegeven dat hij uitbetaling van de bedrijfstoeslag 2008 wenst.
Op het bij de Gecombineerde opgave behorende Overzicht gewaspercelen heeft hij onder meer perceel 1 van 6.00 ha met triticale voor uitbetaling van zijn toeslagrechten opgegeven.
Bij besluit van 5 december 2008 heeft verweerder de bedrijfstoeslag 2008 van appellant vastgesteld. Bij dit besluit heeft verweerder overwogen dat de opgegeven oppervlakte van perceel 1 niet klopt. Verweerder heeft de oppervlakte ambtshalve
van 6.00 ha teruggebracht tot 5.69 ha.
Tegen dit besluit, en met name tegen de vaststelling van de oppervlakte van perceel 1, heeft appellant bij brief van 12 december 2008 bezwaar gemaakt.
In het bezwaarschrift heeft appellant aangegeven dat perceel 1 een oppervlakte heeft van 6.37.10 ha. Een gedeelte ter grootte van 24 are van dit perceel is houtopstand. Dit gedeelte mag niet meegerekend worden voor de bedrijfstoeslag. Door het perceel op te geven voor 6.00 ha heeft appellant dus al meer dan nodig afgetrokken. Appellant acht het niet aanvaardbaar en onjuist dat van het reeds te klein opgegeven perceel nu nog eens 31 are wordt afgetrokken. Bovendien kan gewezen worden op bomen aan de westkant van het perceel die over het ingezaaide perceel heen hangen. Dit kan de onjuiste meting verklaren.
Appellant heeft op 12 januari 2009, 19 januari 2009, 28 januari 2009 en 6 februari 2009 telefonisch contact gehad met verweerder. Tijdens deze gesprekken heeft appellant aangegeven dat hij met een meetrapport zal aantonen dat het perceel wel degelijk 6 ha groot is. Verweerder heeft tijdens deze gesprekken verklaard dat de oppervlakte van 5.69 ha is vastgesteld op basis van satellietfoto’s.
Op 6 februari 2009 heeft verweerder van appellant een afschrift ontvangen van een brief van dezelfde datum van notariskantoor Nederweert. In deze brief staat onder meer het volgende.
“(…) Heden mocht ik van het Kadaster de uitkomst ontvangen van de splitsing van het perceel gemeente Echt sectie X nummer 2. De uitgemeten strook is thans kadastraal bekend als het perceel nummer 402 groot 12.55 aren, terwijl het restant van het perceel X nummer 32 is samengevoegd met het perceel nummer 338, welke tezamen het nieuwe perceel X nummer 403, groot 6.24.55 ha vormen. (…)”
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van appellant ongegrond verklaard. Daartoe is overwogen dat de door appellant overgelegde stukken uitgaan van de kadastrale maten. Verweerder is echter uitgegaan van de werkelijk beteelde oppervlakte. Uit het door appellant aangevoerde blijkt niet dat de geconstateerde oppervlakte anders is dan die welke door verweerder is geconstateerd.
3. De beoordeling van het geschil
3.1 Ingevolge artikel 8:54, eerste lid, onder d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), in samenhang gelezen met artikel 19, eerste lid, van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie, heeft het College de bevoegdheid om, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek te sluiten, indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat het beroep kennelijk gegrond is. Het College ziet aanleiding om in deze procedure van deze bevoegdheid gebruik te maken en overweegt daartoe als volgt
3.2 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat uitgegaan moet worden van de gegevens die hem zijn gebleken uit een administratieve controle. Telefonisch is appellant meegedeeld dat deze gegevens gebaseerd zijn op satellietopnamen. Verweerder heeft betoogd dat hetgeen appellant heeft aangevoerd hem geen aanleiding geeft van zijn zienswijze af te wijken.
Appellant heeft in bezwaar en beroep de bij deze controle gebruikte gegevens gemotiveerd betwist.
3.3 Verweerder heeft bij het bestreden besluit nagelaten enig inzicht te geven in het materiaal dat bij de door hem uitgevoerde administratieve controle is gebruikt. Telefonisch is meegedeeld dat daarbij een satellietopname betrokken zou zijn. Om welke opname(n) het gaat, van welke datum deze is (zijn) en door wie deze zijn geanalyseerd, heeft hij niet kenbaar gemaakt.
Door deze gegevens niet kenbaar te maken en te volstaan met de mededeling dat de beteelde oppervlakte is gemeten heeft verweerder niet gemotiveerd waarom hetgeen appellant heeft aangevoerd niet tot de conclusie kan leiden dat de door verweerder aangenomen oppervlakte van perceel 1 onjuist is. Daarenboven is het besluit op deze wijze niet voldoende zorgvuldig voorbereid; appellant is immers niet in de gelegenheid gesteld om te reageren op de resultaten van een - naar het College moet aannemen- uitgevoerd meetonderzoek.
Verweerder heeft het bestreden besluit derhalve genomen in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Awb.
3.4 Indien de telefonisch verstrekte informatie dat de door verweerder aangehouden oppervlakte van perceel 1 gebaseerd is op de resultaten van een teledetectieonderzoek juist is, had verweerder op grond van artikel 32, vijfde lid, van Verordening (EG) nr. 796/2004 ten vervolge op het teledetectieonderzoek een fysieke veldinspectie moeten houden.
Dit artikel bepaalt immers dat na een controle door middel van teledetectie een fysieke veldinspectie dient te volgen van alle percelen landbouwgrond waarvoor niet op basis van de foto-interpretatie ten genoegen van de bevoegde autoriteit kan worden geconcludeerd dat de aangifte juist is.
Enkel op basis van teledetectie de oppervlakte van perceel 1 kleiner vaststellen dan is opgegeven is dus ingevolge deze bepaling niet toegestaan.
Conclusie is dat, als de telefonisch verstrekte informatie dat een teledetectieonderzoek ten grondslag ligt aan het bestreden besluit juist is, verweerder dus in strijd met artikel 32, vijfde lid van Verordening (EG) nr. 796/2004 heeft gehandeld.
3.5 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep kennelijk gegrond is, zodat voortzetting van het onderzoek niet nodig is.
3.6 Verweerder dient appellant het betaalde griffierecht te vergoeden.
3.7 Met toepassing van artikel 19 van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie juncto artikel 8:54 van de Awb beslist het College daarom als volgt.
4. De beslissing
Het College:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder opnieuw beslist op het bezwaar van appellant, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is
overwogen;
- bepaalt dat verweerder het door appellant betaalde griffierecht ten bedrage van € 150.-- (zegge: honderdvijftig euro) aan
hem vergoedt.
Aldus gewezen door mr. W.E. Doolaard, in tegenwoordigheid van mr. F.W. du Marchie Sarvaas als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2009.
w.g. W.E. Doolaard w.g. F.W. du Marchie Sarvaas