ECLI:NL:CBB:2010:BO4109

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
5 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/951
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Registratie van overdracht van toeslagrechten in het kader van de GLB-inkomenssteun

In deze zaak hebben appellanten, A en B, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, dat betrekking heeft op de overdracht van toeslagrechten in het kader van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006. De procedure begon met een beroep dat op 14 juli 2009 werd ingediend tegen een besluit van 3 juni 2009, waarin het bezwaar van appellanten tegen een eerder besluit van 19 november 2008 werd afgewezen. Dit eerdere besluit betrof de registratie van de overdracht van toeslagrechten, die appellanten na de deadline van 31 maart 2008 hadden aangevraagd. De appellanten stelden dat zij niet op de hoogte waren van het aantal toeslagrechten dat hen was toegekend, omdat zij een registratiebericht niet hadden ontvangen. De Minister stelde echter dat appellanten op de hoogte hadden kunnen zijn van het aantal toeslagrechten en dat zij de overdracht tijdig hadden moeten melden. Tijdens de zitting op 24 september 2010 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft uiteindelijk geoordeeld dat de Minister terecht de overdracht van de toeslagrechten pas na 15 mei 2008 heeft geregistreerd, omdat appellanten de melding te laat hadden gedaan. Het beroep van appellanten werd ongegrond verklaard, en het College zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
AWB 09/951 5 november 2010
5101 Regeling GLB-inkomenssteun 2006
Uitspraak in de zaak van:
A, te X, appellanten, gemachtigde: B,
tegen
Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, verweerder, gemachtigde: mr. D.L. Hoogenkamp, werkzaam bij verweerders Dienst Regelingen.
1. De procedure
Appellanten hebben bij brief van 12 juli 2009, bij het College binnengekomen op 14 juli 2009, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 3 juni 2009.
Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar van appellanten tegen het besluit van 19 november 2008 inzake de overdracht van toeslagrechten in het kader van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 (hierna: de Regeling).
Bij brief van 11 september 2009 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Op 24 september 2010 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgevonden, waarbij partijen hun standpunten nader hebben uiteengezet.
2. De grondslag van het geschil
2.1 Verordening (EG) nr. 795/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende bepalingen voor de uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (hierna: Vo. (EG) nr. 795/2004) luidt, voorzover en ten tijde hier van belang, als volgt:
“Artikel 25
Overdracht van toeslagrechten
1. Toeslagrechten mogen op elk moment van het jaar worden overgedragen.
2. De cedent stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat binnen een door de lidstaat te bepalen termijn in kennis van de overdracht.
3. Een lidstaat mag eisen dat de cedent de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de overdracht haar beslag zal krijgen, in kennis stelt van de overdracht binnen een door die lidstaat te bepalen termijn, maar niet vroeger dan zes weken vóór de overdracht en met inachtneming van de uiterste datum voor indiening van een aanvraag in het kader van de
bedrijfstoeslagregeling. De overdracht vindt plaats zoals in de kennisgeving is vermeld, tenzij de bevoegde autoriteit bezwaar maakt tegen de overdracht en zij de cedent daarvan binnen de bovenbedoelde termijn in kennis stelt. De bevoegde autoriteit mag alleen bezwaar maken tegen een overdracht die niet in overeenstemming is met Verordening (EG)
nr. 1782/2003 en met de onderhavige verordening.
4. Voor de toepassing van artikel 46, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 wordt het door de landbouwer gebruikte percentage van de toeslagrechten berekend ten opzichte van het aantal in het eerste jaar van toepassing van de bedrijfstoeslagregeling aan hem toegewezen toeslagrechten met uitzondering van de samen met grond verkochte toeslagrechten en moet dit percentage gedurende één kalenderjaar zijn gebruikt.”
De Regeling luidt, voorzover hier van belang:
“Artikel 22
1. Overdracht van toeslagrechten geschiedt met inachtneming van artikel 43 van verordening 73/2009 en de artikelen 26 en 27 van verordening 1120/2009.
2. Onverminderd de in verordening 73/2009, 1120/2009, 1122/2009 en 1121/2009 aan de betaling op basis van toeslagrechten gestelde voorwaarden kan de aanspraak op betaling in enig premiejaar op basis van de overgedragen toeslagrechten slechts worden gemaakt indien de cedent de minister uiterlijk op 31 maart van het desbetreffende premiejaar in kennis stelt van de overdracht.”
2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- C is op 14 juli 2006 overleden. De procedure wordt gevoerd door A, waarbij B als gemachtigde optreedt.
- C en D hebben met het formulier toeslagrechten melkpremie in 2007, ontvangen door verweerder op 14 mei 2007, toeslagrechten aangevraagd.
- Het bedrijf is verkocht op 1 november 2007 aan E, F en G en aan H en I.
- Blijkens een op 10 maart 2008 gedateerd registratiebericht staan, per 21 februari 2008, 31 toeslagrechten op naam van C en D geregistreerd.
- Bij een, op 15 april 2008 door verweerder ontvangen, formulier hebben D en J – echtgenote van de overleden C – te kennen gegeven dat zij het bedrijf per 1 mei 2007 hebben beëindigd in verband met verkoop.
- Bij besluit van 12 juni 2008 heeft verweerder de hoogte van de aan C en D toe te kennen bedrijfstoeslag 2007 vastgesteld.
- De overdracht van toeslagrechten aan de nieuwe eigenaren is gemeld met twee, op 30 september 2008, ondertekende formulieren melding overdracht toeslagrechten.
- Appellanten hebben bij brief van 9 oktober 2008, voor de ontvangst van de meldingsformulieren door verweerder op 21 oktober 2008, verzocht om de overdracht met terugwerkende kracht voor 31 maart 2008 te registreren. Appellanten hebben daarmee willen bereiken dat de nieuwe eigenaren deze toeslagrechten reeds per 15 mei 2008 op hun naam hadden staan.
- Bij besluit van 19 november 2008 deelt verweerder mee dat de overdracht is aangevraagd na 31 maart 2008, dat de overdracht na 15 mei 2008 zal worden geregistreerd en dat de toeslagrechten per 15 mei 2008 dus nog op naam van C en D staan.
- Bij brief van 2 december 2008 hebben appellanten tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
- Vervolgens heeft verweerder, na een hoorzitting op 2 april 2009, het bestreden besluit genomen.
3. Het bestreden besluit
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van appellanten ongegrond verklaard. Daartoe heeft hij, samengevat, het volgende overwogen. De overdrager van toeslagrechten dient Dienst Regelingen zes weken voor de overdracht doch uiterlijk 31 maart 2008 in kennis te stellen van de voorgenomen overdracht, zodat de verkrijger aanspraak kan maken op betaling van de overgedragen toeslagrechten in 2008. In dit geval is pas op 21 oktober 2008 melding van de overdracht ontvangen door verweerder. De overdracht wordt dan ook pas na 15 mei 2008 geregistreerd.
Volgens verweerder konden appellanten weten of en hoeveel toeslagrechten zouden worden vastgesteld. In de toelichting op de aanvraag toeslagrechten melkpremie staat namelijk dat per hectare grond één toeslagrecht wordt verkregen.
Verder is in het overzicht geregistreerde toeslagrechten van 10 maart 2008 het aantal toeslagrechten van appellanten en de waarde ervan gemeld. Dat dit overzicht naar het verkeerde (oude) adres is gestuurd komt volgens verweerder voor eigen rekening en risico van appellanten, aangezien de adreswijziging pas op 15 april 2008 door verweerder is ontvangen.
Met betrekking tot de gestelde overmacht na het overlijden van C stelt verweerder zich op het standpunt dat Vo. (EG) nr. 795/2004 niet de mogelijkheid biedt om voor het melden van een overdracht van toeslagrechten een beroep op overmacht of bijzondere omstandigheden te doen.
Van verschoonbare termijnoverschrijding naar analogie van artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht bij het doen van de melding is evenmin sprake. Gelet op de langdurige situatie, had verwacht mogen worden dat er een gemachtigde of zaakwaarnemer was aangewezen om de belangen te behartigen of andere voorzorgsmaatregelen te nemen.
Verder merkt verweerder in zijn verweerschrift op dat, bij ontvangst door appellanten van het overzicht per 22 maart 2008, er nog voldoende tijd zou zijn geweest om het formulier aan te vragen en te verzenden. Overigens zijn de betreffende formulieren al op 24 oktober 2007 opgevraagd voor appellanten en aan hen verstuurd. Verweerder stelt verder dat appellanten hadden kunnen melden dat zij niet bekend waren met het aantal toeslagrechten en dat er een overdracht van toeslagrechten werd beoogd. Ten slotte geeft verweerder aan dat appellanten, nadat zij bekend waren geworden met het aantal toeslagrechten, nog maanden hebben gewacht met het melden van de overdracht.
4. Het standpunt van appellanten
Het bedrijf van appellanten is op 1 november 2007 verkocht aan E, F en G en aan H en I. In beroep voeren appellanten aan dat zij niet in staat waren de overdracht van de reeds aangevraagde toeslagrechten voor 31 maart 2008 te melden, omdat zij per die datum nog niet wisten hoeveel toeslagrechten er op hun naam stonden. De registratie mededeling van 10 maart 2008 heeft hen nooit bereikt. Deze werd ten onrechte naar het oude adres verzonden. Volgens appellanten is er reeds in november 2007 een verhuisbericht naar verweerder gestuurd. Pas uit het besluit van 12 juni 2008, waarbij hun bedrijfstoeslag werd vastgesteld, begrepen appellanten dat zij inmiddels over 31 toeslagrechten beschikten.
Appellanten stellen verder dat ook als zij het besluit van 10 maart 2008 wel hadden ontvangen de periode tot 31 maart 2008 te kort was om vóór 31 maart 2008 melding van de overdracht te doen.
5. De beoordeling van het geschil
5.1 In geschil is of verweerder terecht de overdracht van de toeslagrechten pas na 15 mei 2008 heeft geregistreerd en heeft geweigerd de overdracht met terugwerkende kracht per 15 mei 2008 te registreren.
5.2 Vooropgesteld moet worden dat toeslagrechten, gelet op artikel 25 van Vo. (EG) nr. 795/2004, op elk moment van het jaar mogen worden overgedragen (door bijvoorbeeld verkoop). De overdrager van de toeslagrechten moet ingevolge artikel 22 van de Regeling Dienst Regelingen zes weken voor de overdracht en uiterlijk 31 maart in kennis stellen van de overdracht. Alleen dan kan de verkrijger in het betreffende jaar aanspraak maken op betaling van de toeslagrechten.
5.3 In het onderhavige geval hebben appellanten het bedrijf inclusief de toeslagrechten op 1 november 2007 verkocht aan derden. Eerst op 21 oktober 2008 hebben zij de overdracht van de toeslagrechten aan die derden bij verweerder gemeld. Verweerder heeft daarom de overdracht na 15 mei 2008 geregistreerd. Dat heeft tot gevolg dat de toeslagrechten op 15 mei 2008 nog op naam van appellanten staan en niet op naam van de kopers van de toeslagrechten. Deze kopers kunnen eerst in 2009 aanspraak maken op uitbetaling van de gekochte toeslagrechten.
5.4 Het betoog van appellanten komt er in de kern op neer dat zij stellen dat zij de overdracht -die zij eerst op 21 oktober 2008 hebben gemeld - niet eerder hebben kunnen melden omdat zij niet op de hoogte konden zijn van het aantal toeslagrechten dat hen was toegekend. Pas na ontvangst van het besluit tot uitbetaling van de toeslagrechten van 12 juni 2008 zijn appellanten op de hoogte gesteld van het aantal toeslagrechten dat op hun naam staat geregistreerd. Hierin had verweerder aanleiding behoren te vinden de overdracht met terugwerkende kracht per 15 mei 2008 te registreren.
5.5 Naar het oordeel van het College treft dit betoog geen doel, reeds omdat appellanten vóór 31 maart 2008 op de hoogte hadden kunnen zijn van het aantal toeslagrechten waarover zij beschikten. Het registratiebericht van 10 maart 2008 - waaruit blijkt hoeveel toeslagrechten op naam van aanvragers staan geregistreerd per 21 februari 2008 - is verzonden naar het adres zoals dat in de aanvraag toeslagrechten melkpremie is opgenomen. Dat appellanten verweerder toen al in kennis hadden gesteld van een adreswijziging is niet aannemelijk geworden. Dat het onmogelijk zou zijn geweest om na ontvangst van het registratiebericht van 10 maart 2008 de overdracht per 31 maart 2008 te bewerkstelligen, acht het College niet aannemelijk.
Ten overvloede overweegt het College nog dat appellanten, nadat zij in mei 2007 toeslagrechten hadden aangevraagd en per 1 november 2007 het bedrijf inclusief toeslagrechten hadden verkocht, op geen enkele wijze pogingen hebben ondernomen om duidelijkheid te verkrijgen over het aantal toeslagrechten dat voor het bedrijf was vastgesteld.
5.6 Op grond van het bovenstaande komt het College tot de conclusie dat verweerder de overdracht terecht heeft geregistreerd na 15 mei 2008 en het verzoek om de overdracht met terugwerkende kracht te registreren dus terecht niet heeft gehonoreerd.
Het beroep moet dan ook ongegrond worden verklaard. Het College ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
6. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. C.M. Wolters, mr. M. Munsterman en mr. H.S.J. Albers, in tegenwoordigheid van N. Rakili als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 5 november 2010.
w.g. C.M. Wolters w.g. N. Rakili