2. De beoordeling van het geschil
2.1 Uit artikel 6 van de Verordening winkeltijden Schagen volgt dat burgemeester en wethouders voor één winkel ontheffing kunnen verlenen van het verbod om op zon- en feestdagen geopend te zijn dat is neergelegd in artikel 2, eerste lid, onder a en b, van de Winkeltijdenwet. De ontheffing kan worden geweigerd indien de woon- en leefsituatie of de openbare orde in de omgeving van de winkel op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de openstelling van de winkel.
2.2 Burgemeester en wethouders hebben het bezwaar ongegrond verklaard vanwege de grotere verkeersintensiteit op de zondag, die volgens hen een te negatieve invloed zal hebben op het woon- en leefklimaat in de directe omgeving van de supermarkt. Daarnaast hebben burgemeester en wethouders gewezen op de aanzuigende werking op hangjongeren en daarmee gepaard gaande overlast voor de omgeving. In het verweerschrift hebben burgemeester en wethouders ook gewezen op mogelijke parkeerproblemen.
Met deze motivering zijn burgemeester en wethouders afgeweken van het advies van de Commissie voor de Bezwaar- en Klaagschriften om het bezwaar gegrond te verklaren. In het advies is overwogen dat de weigering van de ontheffing onvoldoende draagkrachtig is gemotiveerd. Burgemeester en wethouders hebben namelijk niet aangetoond dat door de zondagavondopenstelling sprake zal zijn van een ontoelaatbare aantasting van het woon- en leefklimaat. Daarbij heeft de commissie burgemeester en wethouders geattendeerd op de mogelijkheid de ontheffing voor een bepaalde tijd te verlenen. Afhankelijk van de daarbij opgedane ervaring kan daarna opnieuw over verlening worden beslist, of kan de bevoegdheid om ontheffing te verlenen uit de Verordening winkeltijden Schagen worden geschrapt.
2.3 Ter beoordeling staat of burgemeester en wethouders het bestreden besluit deugdelijk hebben gemotiveerd.
Het College is van oordeel dat burgemeester en wethouders de door hen gestelde parkeerproblemen en problemen met hangjongeren onvoldoende met feitelijke gegevens hebben onderbouwd om daarop de weigering van de ontheffing te kunnen baseren.
Burgemeester en wethouders hebben ter zitting ook erkend dat parkeerproblemen slechts zelden zullen voorkomen en dat er inmiddels geen problemen met hangjongeren meer zijn.
Ter zitting hebben burgemeester en wethouders gesteld dat de belangrijkste reden voor de weigering is de overlast door verkeer van en naar de supermarkt. Zij hebben echter niet onderbouwd dat de verkeerstoename op zondag van een zodanige omvang zal zijn, dat daardoor de woon- en leefsituatie in de omgeving van de winkel ontoelaatbaar nadelig wordt beïnvloed. Feitelijke (onderzoeks)gegevens die de ontoelaatbare nadelige gevolgen kunnen staven, ontbreken. Het betoog van burgemeester en wethouders dat elke verkeerstoename op de zondag een ontoelaatbaar nadelige invloed voor de woon- en leefsituatie vormt, en dat zij willen vasthouden aan de zondagsrust daargelaten de algemeen geldende koopzondagen is geen voldoende onderbouwing. Daarmee gaan verweerders voorbij aan het feit dat niet elke verkeerstoename een ontoelaatbare nadelige beïnvloeding van de woon- en leefsituatie in de omgeving van de winkel teweegbrengt. Per geval zal gekeken moeten worden welke toename te verwachten is, welke gevolgen deze toename voor de omgeving van de winkel zal hebben en hoe ernstig deze gevolgen voor de omgeving zijn. Voor de zondagsrust geldt dat een zondagopenstelling weliswaar afbreuk doet aan de zondagsrust, maar ook dat de gemeenteraad, als bevoegde gemeentelijke wetgever, in de Verordening winkeltijden Schagen de mogelijkheid heeft geopend om op zondag ontheffing te verlenen. Dat in aanmerking nemend, valt niet zonder meer in te zien dat het enkele feit dat de zondagsrust wordt verstoord met zich brengt dat sprake is van een ontoelaatbare nadelige beïnvloeding van de woon- en leefsituatie ter plekke. De ter zitting door verweerders uitgesproken verwachting dat omwonenden vanwege de verkeerstoename bezwaar zullen hebben tegen de zondagopenstelling, hebben burgemeester en wethouders niet onderbouwd. Deze verwachting wordt ook tegengesproken door Albert Heijn, op grond van het eigen onderzoek door de filiaalmanager onder diezelfde omwonenden, waaruit naar voren kwam dat vrijwel niemand bezwaar had.
2.4 De conclusie is dat het bestreden besluit niet berust op een deugdelijke motivering. Het bestreden besluit is daarom in strijd met artikel 7:12, eerste lid, in samenhang gelezen met artikel 7:13, zevende lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd. Het College zal burgemeester en wethouders opdracht geven opnieuw op het bezwaar te beslissen.
Niet is gebleken dat Albert Heijn kosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.