2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- De energie-investeringen die zijn opgenomen in de Energielijst 2009 zijn door verweerder eveneens opgenomen in een brochure met dezelfde naam en voorzien van een code (hierna: Brochure 2009). Code 410000 betreft een code voor investeringen in technische voorzieningen voor energiebesparing in of bij nieuwe bedrijfsgebouwen. Deze code ziet op de in artikel 1, onder A van de Energielijst 2009 genoemde investeringen.
- Op 20 april 2009 heef appellant met een daartoe bestemd formulier, verzocht om een verklaring energie-investeringsaftrek (hierna: EIA-verklaring) als bedoeld in artikel 3.42, eerste lid, van de Wet IB 2001 in verband met zijn investering op 3 maart 2009 in een bedrijfsmiddel "Engineeringskosten" ten bedrage van € 5.445,-. Op het formulier staat vermeld dat de aanvraag wordt gedaan onder code 410000.
2.3 Verweerder heeft zijn besluit om in het kader van de Uitvoeringsregeling geen EIA-verklaring te verstrekken in bezwaar gehandhaafd. Voor zover hier relevant heeft verweerder daartoe het volgende overwogen. Appellant heeft een energie-investering, omschreven als engineeringskosten, gemeld onder code 410000 volgens de Brochure 2009. Code 410000 ziet op investeringen in technische voorzieningen in of bij nieuwe gebouwen die leiden tot energiebesparing. De energie-investering van appellant betreft een energieadvies. Een energieadvies is geen technische voorziening en de energiebesparing van deze investering is nihil. Pas indien appellant werkelijk investeert in energiezuinige techniek wordt energiebesparing gerealiseerd. Een energieadvies kan alleen in aanmerking komen voor een EIA-verklaring indien het is opgesteld voor een bestaand object. Aangezien een nieuwbouwproject geen bestaand object is komen de gemelde kosten niet in aanmerking voor energie-investeringsaftrek.
Over de stelling van appellant dat de term "bestaande situatie" dient te worden gelezen als "oorspronkelijk ontwerp" bij een nieuwbouwsituatie merkt verweerder op dat de kosten van een energieadvies onder de aanschaffings- of voortbrengingskosten van een energie-investering kunnen worden begrepen, indien het energieadvies dient ter verbetering van de energie-effciciency van bestaande objecten. Dit blijkt uit artikel 4, eerste lid, van de Energielijst 2009, gelezen in samenhang met de omschrijving van een energieadvies in categorie E van de Energielijst 2009, waarin onder andere is aangegeven dat de rapportage in ieder geval dient te bevatten een overzicht van de totale energiehuishouding van het bestaande totale object en een energiebalans van de relevante onderdelen van het totale object. Daarnaast bepaalt artikel 4, vierde lid van de Energielijst 2009 dat een object een bestaand totaal bedrijfsgebouw of een bestaand totaal proces is, dat apart bemeterd is voor energiedragers. Kosten van een energieadvies bij nieuwe gebouwen of nieuwe processen komen daarom niet in aanmerking voor energie-investeringsaftrek. Appellant vraagt verweerder om als uitvoerder van de Uitvoeringsregeling een ruimere uitleg te geven aan het begrip "bestaand totaal bedrijfsgebouw" of "bestaand totaal proces", welke ruimere uitleg tegen de bedoeling van de Uitvoeringsregeling ingaat. Verweerder dient zich aan de wettelijke bepalingen te houden en heeft geen bevoegdheid om hiervan af te wijken. Aan de beoordeling van de stelling van appellant dat bij de berekening van de energiebesparing dient te worden uitgegaan van het Bouwbesluit als referentiesituatie komt verweerder niet meer toe nu de gemelde investering reeds is uitgesloten van de Uitvoeringsregeling omdat de investering niet ziet op de verbetering van de energie-efficiency van een bestaand object.
2.4 Appellant stelt in beroep dat de kosten van energieadvisering bij nieuwbouw wel in aanmerking komen voor een EIA-verklaring onder de algemene code 410000 van de Brochure 2009, indien de besparingsnormen worden gehaald. Bij nieuwbouw van een bedrijfsgebouw dient er tenminste conform het geldende Bouwbesluit gebouwd te worden. Conform de normen van het Bouwbesluit voor bedrijfshallen, werkplaatsen en opslagloodsen kan worden volstaan met het aanbrengen van traditionele verlichtingssystemen, traditionele verwarmingssystemen en hoeft geen isolatie te worden aangebracht om te voldoen aan de gestelde waarden. Appellant stelt dat in geval van nieuwbouw voor "bestaande situatie" gelezen dient te worden "oorspronkelijk ontwerp". Volgens appellant dient het Bouwbesluit derhalve als referentiemodus te gelden ter bepaling of vernieuwende bouwmethodieken voldoen aan de te berekenen besparingsnormen, indien gebruik wordt gemaakt van die geadviseerde maatregelen. Als de besparing dan wordt bereikt, dienen die investeringen en de advieskosten voor die investeringen op basis waarvan energiezuinig in plaats van traditioneel is gebouwd dan ook in aanmerking te komen voor een EIA-verklaring.
2.5 Beoordeeld dient te worden of verweerder op goede gronden zijn besluit tot afwijzing van de door appellant gevraagde EIA-verklaring, bij het bestreden besluit heeft gehandhaafd. In dit verband overweegt het College als volgt.
Appellant heeft ter verkrijging van een EIA-verklaring het bedrijfsmiddel "engineeringskosten" gemeld onder de code 410000. Deze code is, blijkens de Brochure 2009, bestemd voor technische voorzieningen voor energiebesparing in of bij nieuwe gebouwen. Niet in geschil is dat het hier niet gaat om een technische voorziening maar om een energieadvies. Met verweerder is het College van oordeel dat het als “engineeringskosten” gemelde energieadvies niet kan worden beschouwd als een technische voorziening als bedoeld onder code 410000, zodat op deze grond geen EIA verklaring kan worden afgegeven.
Een energieadvies, zoals bedoeld onder Categorie E van de Energielijst 2009, komt op grond van artikel 3.42, vijfde lid, van de Wet IB 2011, in samenhang bezien met artikel 4, eerste en vierde lid, van de Energielijst 2009, alleen voor energie-investeringsaftrek in aanmerking als het ziet op een "bestaand totaal bedrijfsgebouw" of een "bestaand totaal proces". Nu het hier een energieadvies ten behoeve van nieuwbouw betreft kan hiervoor geen EIA verklaring worden afgegeven. Voor de juistheid van de stelling van appellant dat in geval van nieuwbouw voor "bestaande situatie" gelezen dient te worden "oorspronkelijk ontwerp", heeft het College geen aanknopingspunt gevonden. Aan beoordeling van het argument van appellant ter zake van het hanteren van de in het Bouwbesluit gestelde eisen als referentie voor de berekening van de energiebesparing komt het College dan ook niet toe.
Gelet op het vorenstaande komt het College tot het oordeel dat verweerder de afwijzing van het verzoek van appellant om afgifte van een EIA-verklaring op goede gronden heeft gehandhaafd. Het beroep is ongegrond. Het College ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.