ECLI:NL:CBB:2012:BZ1154

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
13 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/1307
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag stimulering kleinschalige zorg voor dementerenden door de Nederlandse Zorgautoriteit

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 13 december 2012 uitspraak gedaan over de afwijzing van een aanvraag door Stichting De Zorgcirkel voor de stimulering van kleinschalige zorg voor dementerenden. De aanvraag was ingediend op 18 februari 2010, maar werd pas op 2 maart 2010 volledig ingediend met een ondertekend aanvraagformulier. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) had de aanvraag afgewezen omdat deze niet volledig was op het moment van indiening, en de beschikbare middelen voor 2009 waren inmiddels uitgeput. De appellante stelde dat zij op 18 februari 2010 een volledige aanvraag had ingediend, maar het College oordeelde dat de aanvraag pas op 2 maart 2010 compleet was, wat leidde tot de afwijzing. Het College bevestigde dat de Beleidsregel stimulering kleinschalige zorg voor dementerenden vereist dat een aanvraag gezamenlijk door de zorgaanbieder en het zorgkantoor wordt ingediend, en dat dit ook inhoudt dat het aanvraagformulier door beide partijen moet worden ondertekend. De appellante voerde aan dat de afwijzing onevenredig was in verhouding tot de doelen van de beleidsregel, maar het College oordeelde dat zij niet had aangetoond dat de gevolgen van de afwijzing onevenredig waren. Het beroep van de appellante werd ongegrond verklaard, en de afwijzing van de aanvraag door de NZa werd gehandhaafd.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
Vijfde enkelvoudige kamer
AWB 10/1307 13 december 2012
13950 Wet marktordening gezondheidszorg
Uitspraak in de zaak van:
Stichting De Zorgcirkel, te Purmerend, appellante,
gemachtigde: mr. A. Paternotte, advocaat te Hoofddorp,
tegen
de Nederlandse Zorgautoriteit, verweerster,
gemachtigde: mr. T.H.T.W. Zee, medewerker van verweerster.
1. Het procesverloop
Bij besluit van 21 oktober 2010 heeft verweerster het bezwaar van appellante tegen het besluit van 20 april 2010 waarbij appellantes aanvraag inzake de stimuleringsregeling kleinschalige zorg voor dementerenden is afgewezen, ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 30 november 2010, bij het College binnengekomen op 1 december 2010, beroep ingesteld.
Appellante heeft bij brief van 27 december 2010 de gronden van haar beroep aangevuld.
Verweerster heeft bij brief van 1 maart 2011 een verweerschrift ingediend en de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd.
Op 7 november 2012 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij partijen bij monde van hun gemachtigden hun standpunten nader hebben toegelicht. Verder zijn A en B, werkzaam bij appellante, C, werkzaam bij het kantoor van de gemachtigde van appellante, alsmede D, werkzaam bij verweerster, ter zitting verschenen.
2. De beoordeling van het geschil
2.1 Op 18 februari 2010 heeft appellante een aanvraag op grond van de Beleidsregel stimulering kleinschalige zorg voor dementerenden (CA-409; hierna: de Beleidsregel) bij verweerster ingediend. Deze aanvraag bestaat uit een e-mail van appellante, een aanbiedingsbrief van appellante, een projectovereenkomst tussen appellante en het zorgkantoor, een ongetekend aanvraagformulier, een viertal haalbaarheidsstudies en een viertal projectplannen. Op 2 maart 2010 heeft appellante een ondertekend aanvraagformulier bij verweerster ingediend. Bij besluit van 20 april 2010 heeft verweerster de aanvraag afgewezen. Tegen dit besluit heeft appellante bezwaar gemaakt. Vervolgens heeft verweerster het bestreden besluit genomen.
2.2 Appellante stelt zich op het standpunt dat verweerster ten onrechte haar aanvraag heeft afgewezen, omdat deze pas op 2 maart 2010 volledig zou zijn ingediend toen de beschikbare middelen voor 2009 waren uitgeput. Appellante voert aan dat zij reeds op 18 februari 2010 een volledige aanvraag heeft ingediend die voldoet aan de vereisten opgesomd in de onderdelen 5 en 6 van de Beleidsregel. In de Beleidsregel is niet vermeld dat het aanvraagformulier door het zorgkantoor dient te worden ondertekend. Er is in de Beleidsregel slechts vermeld dat de aanvraag gezamenlijk dient te worden ingediend. Appellante heeft in haar aanbiedingsbrief, de projectovereenkomst en alle andere stukken die zij op 18 februari 2010 heeft ingediend, aangetoond dat de aanvraag door het zorgkantoor is getoetst en wordt ondersteund. Subsidiair beroept appellante zich op artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Zij stelt dat de gevolgen van de afwijzing van haar aanvraag onevenredig zijn in verhouding tot de met de Beleidsregel te dienen doelen. De gedachte achter het vereiste van de gezamenlijke ondertekening van het aanvraagformulier is volgens appellante een verplaatsing van de administratieve procedure naar de zorginstelling en het zorgkantoor. Aan deze gedachte is voldaan, aangezien het zorgkantoor inhoudelijk akkoord is gegaan met de op 18 februari 2010 ingediende aanvraag. Het zou onevenredig zijn indien appellante geen bijdrage in de gemaakte kosten van in totaal € 615.000,- ontvangt, omdat verweerster zich blijft beroepen op een administratief onderdeel van de procedure.
2.3 Verweerster stelt dat het gezamenlijke indienen van een aanvraagformulier betekent dat dit zowel door appellante als door het zorgkantoor moet zijn ondertekend. Het beleid is hierover volgens verweerster ondubbelzinnig. Behalve de tekst van de Beleidsregel, wijst verweerster in dit verband op het format van het aanvraagformulier, de toelichting op de Beleidsregel, de circulaire van verweerster van 17 februari 2010 waarmee zorgaanbieders over de stimuleringsregeling zijn geïnformeerd, de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: Staatssecretaris) van 23 oktober 2009 (Kamerstukken II, 2009-2010, 25 424, nr. 94) en de aanwijzing van de Staatssecretaris van 7 december 2009 (Stcrt 2009, nr. 19255). Het tweezijdig ondertekend aanvraagformulier is pas op 2 maart 2010 door verweerster ontvangen toen geen middelen meer beschikbaar waren. Voor de toepassing van artikel 4:84 Awb bestaat volgens verweerster geen aanleiding.
2.4 In de Beleidsregel is vermeld, voor zover hier van belang:
? 5. Voorwaarden voor aanbieders
Een aanvraag kan uitsluitend worden ingediend door een zorgaanbieder die voldoet aan de volgende voorwaarden:
a. de zorgaanbieder beschikt over een AWBZ-toelating voor één of meer van de functies verblijf, persoonlijke verzorging, verpleging, begeleiding of behandeling;
b. de zorgaanbieder levert zorg aan mensen met een indicatie voor minimaal zorgzwaartepakket verpleging & verzorging vier (ZZP VV4) met de nadruk op zorgzwaartepakket verpleging & verzorging vijf (ZZP VV5) of hoger;
c. er is een projectovereenkomst tussen zorgaanbieder en zorgkantoor waarbij het zorgkantoor getoetst heeft of:
– het projectplan voldoet aan de definitie kleinschalige zorg;
– het project start of is gestart tussen 1 januari 2009 en 31 december 2011.
6. Voorwaarden waaraan een aanvraag dient te voldoen
Indien een aanbieder voldoet aan de voorwaarden op grond van artikel 5 van deze beleidsregel kan een aanvraag worden ingediend die voldoet aan de volgende formele voorwaarden:
a. de aanvraag wordt ingediend via het formulier ‘Stimulering kleinschalige zorg voor dementerenden’;
b. de aanvraag bevat het jaar waarvoor de middelen worden aangevraagd;
c. in de aanvraag is aangegeven van welke vorm van kleinschalige zorg sprake is zoals aangegeven onder onderdeel 7 van deze beleidsregel;
d. in de aanvraag is aangegeven dat dit niet eerder ingediend projecten betreffen;
e. een aanvraag wordt door zorgaanbieder gezamenlijk met het aangewezen zorgkantoor ingediend.
Bij een aanvraag dient de projectovereenkomst en het (de) projectplan(nen) meegestuurd te worden.
(…)
8. Beschikbare middelen
a. Voor de uitvoering van deze beleidsregel is beschikbaar:
– in 2009: een bedrag van maximaal € 18 miljoen;
(…)
b. Indien het totaal van de aanvragen de onder a vermelde middelen overschrijdt zullen de aanvragen geprioriteerd worden op volgorde van binnenkomst van de volledige aanvraag bij de NZa. Indien de aanvraag niet volledig is, verzoekt de NZa de aanvraag alsnog volledig te maken. Bij prioritering is de ontvangstdatum van de volledige aanvraag leidend.
9. Beoordeling en goedkeuring NZa
Een aanvraag wordt door de NZa uitsluitend goedgekeurd en verwerkt in het budget van een zorgaanbieder indien is voldaan aan de voorwaarden zoals aangegeven onder onderdelen 5 en 6 van deze beleidsregel. Bij de beoordeling wordt onderdeel 8 in acht genomen."
2.5 Blijkens de stukken heeft op 25 februari 2010 om 11:32 uur het totaal van de door zorgaanbieders op grond van de Beleidsregel aangevraagde bedragen de beschikbare middelen voor het jaar 2009 overschreden. Op grond van onderdeel 8 van de Beleidsregel is verweerster overgegaan tot prioritering van de aanvragen op volgorde van binnenkomst van de volledige aanvraag. Ter beoordeling staat allereerst of verweerster appellantes aanvraag terecht heeft afgewezen, omdat zij pas op 2 maart 2010 een ondertekend aanvraagformulier heeft ingediend toen de beschikbare middelen waren uitgeput.
Op grond van onderdeel 6, onder e, van de Beleidsregel dient de aanvraag door de zorgaanbieder gezamenlijk met het zorgkantoor te worden ingediend. Het College is van oordeel dat een redelijke uitleg dit onderdeel van de Beleidsregel meebrengt dat het aanvraagformulier zowel door de zorgaanbieder als het zorgkantoor dient te worden ondertekend. Dit is ook vermeld in de toelichting op de Beleidsregel en de circulaire van 17 februari 2010 waarmee zorgaanbieders over de stimuleringsregeling zijn geïnformeerd. In overeenstemming hiermee worden de zorgaanbieder en het zorgkantoor in het aanvraagformulier – dat in onderdeel 6, onder a, van de Beleidsregel verplicht is gesteld voor het indienen van een aanvraag – verzocht dit formulier te ondertekenen. Met deze ondertekening verklaren zowel de zorgaanbieder alsook het zorgkantoor dat de aanvraag naar waarheid is ingevuld en dat alle relevante bijlagen meegestuurd zijn. Tevens verklaren zij dat het (een) niet eerder ingediend(e) project(en) betreft. Daarnaast verzoeken partijen om bij het vaststellen van de aanvaardbare kosten van de zorgaanbieder rekening te houden met het in deze aanvraag opgenomen bedrag inzake de stimuleringsgelden.
Vast staat dat bij de aanvraag die appellante op 18 februari 2010 heeft ingediend geen ondertekend aanvraagformulier is gevoegd. Verweerster heeft appellante bij e-mail van 19 februari 2010 bericht dat een ondertekend aanvraagformulier ontbreekt en heeft appellante verzocht dit formulier alsnog aan haar te e-mailen. Appellante heeft hieraan op 2 maart 2010 gevolg gegeven door een ondertekend aanvraagformulier bij verweerster in te dienen. Gezien het voorgaande heeft verweerster zich naar het oordeel van het College terecht op het standpunt gesteld dat pas op 2 maart 2010 bij haar een volledige aanvraag werd ingediend toen de beschikbare middelen waren uitgeput.
2.6 Het betoog van appellante dat haar op 18 februari 2010 ingediende aanvraag feitelijk voldeed aan de Beleidsregel geeft het College geen aanknopingspunt voor een ander oordeel. Op grond van de Beleidsregel is voor zorgaanbieders een beperkte hoeveelheid middelen beschikbaar om de zorg voor mensen met een psychogeriatrische aandoening met een indicatie voor verblijf kleinschalig te gaan organiseren, in 2009 maximaal € 18 miljoen. Bij het bepalen van de prioriteit van de aanvragen is op grond van onderdeel 8 van de Beleidsregel de ontvangstdatum van de volledige aanvraag leidend. Blijkens de aanwijzing van de Staatssecretaris worden de beschikbare financiële middelen volgens het molenaarsprincipe verdeeld, dat wil zeggen op volgorde van binnenkomst. Daarbij is vermeld dat verweerster uitsluitend de aanwezigheid van de vereiste documenten checkt en geen inhoudelijke toets verricht. In lijn hiermee stelt de toelichting op de Beleidsregel dat verweerster de aanvragen zal beoordelen op volledigheid en daarna binnen het beschikbare financiële kader en dat de inhoudelijke beoordeling van de aanvragen door de zorgkantoren wordt uitgevoerd. Tegen deze achtergrond acht het College het niet onredelijk dat verweerster bij haar beoordeling van de aanvragen nauwkeurig nagaat of deze volledig voldoen aan de in onderdeel 6 van de Beleidsregel opgenomen voorwaarden waaraan een aanvraag dient te voldoen. Aan de voorwaarde als bedoeld in onderdeel 6, onder e, van de Beleidsregel wordt, zoals hiervoor in § 2.5 overwogen, niet voldaan wanneer de indiening van de aanvraag plaatsvindt op een andere wijze dan door ondertekening van het aanvraagformulier.
2.7 Voor zover appellante ter zitting heeft betoogd dat verweerster in haar bericht van 19 februari 2010 ten onrechte niet heeft vermeld dat de aanvraag niet compleet zou zijn dan wel dat de afwezigheid van een ondertekend aanvraagformulier een afwijzing van de aanvraag tot gevolg zou kunnen hebben, overweegt het College het volgende. Verweerster heeft appellante op 19 februari 2010 bericht dat een ondertekend aanvraagformulier ontbreekt. Zij heeft appellante verzocht dit formulier alsnog aan haar te e-mailen. Verweerster heeft daarmee voldoende kenbaar gemaakt aan appellante dat de aanvraag nog niet volledig was en alsnog gecompleteerd moest worden, zoals onderdeel 8 van de Beleidsregel vereist. Dit onderdeel van de Beleidsregel vermeldt ook dat bij prioritering de ontvangstdatum van de volledige aanvraag leidend is. Hierop heeft verweerster appellante ook gewezen in meergenoemde circulaire van 17 februari 2010. Appellante is dan ook voldoende op de hoogte gesteld van de mogelijke gevolgen van het indienen van een onvolledige aanvraag.
2.8 Ten aanzien van het beroep van appellante op artikel 4:84 Awb overweegt het College dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat het handelen door verweerster overeenkomstig de Beleidsregel voor haar gevolgen heeft gehad die onevenredig zijn in verhouding tot de met de Beleidsregel te dienen doelen. Appellante heeft niet onderbouwd dat zij door de afwijzing van de aanvraag onevenredig financieel is getroffen. Reeds hierom treft dit beroep geen doel.
2.9 Gezien het voorgaande heeft verweerster bij het bestreden besluit op goede gronden de afwijzing van appellantes aanvraag op grond van de Beleidsregel gehandhaafd. Het beroep dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. E. Dijt, in tegenwoordigheid van mr. B.S. Jansen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 13 december 2012.
w.g. E. Dijt w.g. B.S. Jansen