ECLI:NL:CBB:2012:BZ1620
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Strijd met gelijkheidsbeginsel bij subsidieverstrekking duurzame warmte voor bestaande woningen
In deze zaak heeft appellant, A, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Economische Zaken, waarin zijn subsidieaanvraag op grond van de Subsidieregeling energie en innovatie werd afgewezen. De aanvraag betrof een lucht/waterwarmtepomp, waarvoor appellant subsidie had aangevraagd na de deadline van 17 februari 2011. De Minister verklaarde de bezwaren van appellant ongegrond, wat leidde tot het beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
De procedure begon met de indiening van de subsidieaanvraag op 2 februari 2012, terwijl de aanvraag volgens de regeling uiterlijk op 17 februari 2011 ingediend moest zijn. Appellant stelde dat hij de aanvraag eerder had ingediend, maar kon dit niet aantonen. Het College oordeelde dat de voorwaarde in de regeling, die stelde dat aanvragen voor een bepaalde datum moesten zijn ingediend, in strijd was met het gelijkheidsbeginsel en daarom onverbindend was. Desondanks werd het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen ervan bleven in stand, omdat de aanvraag niet tijdig was ingediend.
Het College benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van de aanvrager is om te zorgen voor een correcte indiening van de aanvraag. Appellant had geen bewijs kunnen leveren dat zijn aanvraag vóór de deadline was verzonden. De uitspraak concludeerde dat de Minister de aanvraag terecht had afgewezen, hoewel op onjuiste gronden, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Het College verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar handhaafde de rechtsgevolgen van dat besluit, en bepaalde dat de Minister het griffierecht aan appellant moest vergoeden.