ECLI:NL:CBB:2012:BZ1620

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
27 december 2012
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
AWB 12/439
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strijd met gelijkheidsbeginsel bij subsidieverstrekking duurzame warmte voor bestaande woningen

In deze zaak heeft appellant, A, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Economische Zaken, waarin zijn subsidieaanvraag op grond van de Subsidieregeling energie en innovatie werd afgewezen. De aanvraag betrof een lucht/waterwarmtepomp, waarvoor appellant subsidie had aangevraagd na de deadline van 17 februari 2011. De Minister verklaarde de bezwaren van appellant ongegrond, wat leidde tot het beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

De procedure begon met de indiening van de subsidieaanvraag op 2 februari 2012, terwijl de aanvraag volgens de regeling uiterlijk op 17 februari 2011 ingediend moest zijn. Appellant stelde dat hij de aanvraag eerder had ingediend, maar kon dit niet aantonen. Het College oordeelde dat de voorwaarde in de regeling, die stelde dat aanvragen voor een bepaalde datum moesten zijn ingediend, in strijd was met het gelijkheidsbeginsel en daarom onverbindend was. Desondanks werd het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen ervan bleven in stand, omdat de aanvraag niet tijdig was ingediend.

Het College benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van de aanvrager is om te zorgen voor een correcte indiening van de aanvraag. Appellant had geen bewijs kunnen leveren dat zijn aanvraag vóór de deadline was verzonden. De uitspraak concludeerde dat de Minister de aanvraag terecht had afgewezen, hoewel op onjuiste gronden, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Het College verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar handhaafde de rechtsgevolgen van dat besluit, en bepaalde dat de Minister het griffierecht aan appellant moest vergoeden.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
(vijfde enkelvoudige kamer)
AWB 12/439 20 december 2012
27308 Kaderwet EZ-subsidies
Subsidieregeling duurzame warmte voor bestaande woningen
Uitspraak in de zaak van:
A, te B, appellant,
tegen
de Minister van Economische Zaken, verweerder,
gemachtigde: mr. H. Vissinga en mr. J. Weda, werkzaam bij Agentschap NL.
1. De procedure
Appellant heeft bij brief van 22 april 2012, bij het College binnengekomen op 1 mei 2012, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 16 april 2012.
Bij dit besluit heeft verweerder de bezwaren van appellant tegen het besluit van 16 februari 2012 waarbij verweerder de subsidieaanvraag op grond van de Subsidieregeling energie en innovatie heeft afgewezen, ongegrond verklaard.
Bij brief van 27 juni 2012 heeft verweerder een verweerschrift ingediend en op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd.
Bij brief van 2 november 2012 heeft verweerder een nader verweerschrift ingediend.
Bij brief van 22 november 2012 heeft appellant hierop gereageerd.
Op 10 december 2012 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij appellant met voorafgaande kennisgeving niet is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
2. De grondslag van het geschil
2.1 De Regeling van de Minister van Economische Zaken, en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, van 10 december 2009, nr. WJZ/9179413, houdende regels betreffende subsidies op het gebied van energie en innovatie (Subsidieregeling energie en innovatie), (Stcrt. 2009, 20455, nadien gewijzigd; hierna: Subsidieregeling) luidde ten tijde en voor zover hier van belang:
Artikel 3.1.2
De minister verstrekt op aanvraag een subsidie voor een duurzame warmtemaatregel aan:
a. een eigenaar-bewoner van een bestaande woning, of
b. een eigenaar-verhuurder van een bestaande woning, die een duurzame warmtemaatregel uitvoert.
Artikel 3.1.4
(...)
2. In afwijking van artikel 10, tweede lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies komen vóór indiening van de aanvraag door de subsidieontvanger gemaakte kosten in aanmerking voor subsidie.
Artikel 3.1.5
De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van binnenkomst van de aanvragen."
De toelichting bij de Subsidieregeling verwijst, voor zover hier van belang, naar de toelichting bij de Tijdelijke energieregeling markt en innovatie (Stcrt. 2008, 173). Daarin is onder meer vermeld:
"De subsidieregeling geldt voor maatregelen die zijn aangeschaft op 1 september 2008 of later. Voor de periode tot en met 31 augustus 2009 is 20 miljoen beschikbaar, (...). Het is de bedoeling dat de subsidieregeling wordt verlengd tot 31 oktober 2011 en dat voor de jaren 2010 en 2011 subsidieplafonds van vergelijkbare omvang zullen worden gepubliceerd. Omdat de kostprijs van de maatregelen dan lager zal zijn, zal dat ook gelden voor de subsidie per maatregel.
Er zijn twee momenten waarop subsidie kan worden aangevraagd.
1. Aanvraag vooraf
In dat geval wordt subsidie aangevraagd voordat de zonneboiler, warmtepomp, etc. wordt aangeschaft. Op deze wijze ontstaat zekerheid over de subsidie voordat de aanschaf heeft plaatsgevonden.
2. Aanvraag achteraf
Ook na aanschaf en installatie van de maatregel kan subsidie worden aangevraagd.
Uitgegaan wordt van het principe ‘wie het eerst komt, die het eerst maalt’. Dat betekent dat de aanvragen op volgorde van binnenkomst worden afgehandeld. Van belang is dat de aanvraag bij binnenkomst al zo compleet mogelijk is. Als dag van binnenkomst geldt namelijk de dag dat de aanvraag voldoet aan de in de regeling voorgeschreven eisen."
De Regeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2011 (Stcrt. 2010, nr. 20886), zoals gepubliceerd op 27 december 2010, bepaalde voor zover hier van belang:
"Artikel 1
1. Als perioden in 2011, waarin subsidie–aanvragen kunnen worden ingediend krachtens de in kolom 2 genoemde subsidieregelingen en de in kolom 3 genoemde artikelen, in voorkomende gevallen verbijzonderd naar de in kolom 4 omschreven of aangeduide groepen van aanvragers, projecten of aanvragen, worden vastgesteld de daarbij behorende perioden, genoemd in kolom 5; aanvragen moeten zijn ontvangen op de genoemde einddatum om 17.00 uur.
2. Als subsidieplafond voor het verstrekken van subsidies als bedoeld in het eerste lid wordt per in kolom 5 genoemde periode vastgesteld: het daarbij behorende in kolom 6 genoemde bedrag.
3. Met betrekking tot het verstrekken van subsidies door de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie op grond van wettelijke voorschriften of onderdelen daarvan, waarvoor noch in deze regeling noch in een ander wettelijk voorschrift een subsidieplafond is vastgesteld, wordt het voor 2011 geldende subsidieplafond vastgesteld op € 0,–. Aanvragen om subsidie kunnen in 2011 slechts worden ingediend indien in deze regeling of in enig ander wettelijk voorschrift daarvoor een periode is vastgesteld.
1 2 3 4 5 6
Nr. Regeling Artikel Groep Openstelling 2011 Plafond €
(...)
Subsidieregeling energie en
innovatie
(...)
5.4 Subsidieregeling energie en 3.1.2 - -
innovatie (duurzame warmte
voor bestaande woningen)
(...)
Artikel 4
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2011."
De Regeling van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 30 juni 2011, nr. WJZ/11099127, tot wijziging van de Regeling openstelling en subsidieplafonds (duurzame warmte voor bestaande woningen), (Stcrt. 2011, nr. 12200, zoals gepubliceerd op 8 juli 2011; hierna: Wijzigingsregeling) bepaalde voor zover hier van belang:
"ARTIKEL II
Deze regeling is alleen van toepassing op aanvragen die uiterlijk 17 februari 2011 zijn ingediend en waarbij de aanvrager uiterlijk op die datum een technische voorziening heeft aangeschaft waarmee hij een duurzame warmtemaatregel, bedoeld in artikel 3.1.1 van de Subsidieregeling energie en innovatie, uitvoert."
De toelichting bij deze Wijzigingsregeling vermeldt, voor zover hier van belang:
"1. Doel en aanleiding
(...)
In de Regeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2011 is in december 2010 geen aanvraagperiode en subsidieplafond vastgesteld voor duurzame warmte voor bestaande woningen. (...)
De communicatie over de subsidiemogelijkheden voor duurzame warmtemaatregelen door het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie heeft bij potentiële investeerders de verwachting kunnen wekken dat in 2011 subsidie voor het uitvoeren van een duurzame warmtemaatregel verstrekt zal worden. (...)
Om de gewekte verwachtingen gestand te doen, wordt voor de subsidieparagraaf duurzame warmte voor bestaande woningen alsnog een subsidieplafond vastgesteld om aan degenen die uiterlijk 17 februari 2011een aanvraag hebben ingediend, subsidie te kunnen verstrekken. Om voor subsidie in aanmerking te komen moeten deze aanvragers, naast de eisen waaraan zij op grond van de Subsidieregeling energie en innovatie moeten voldoen, tevens voldoen aan de eis die in artikel II van de onderhavige regeling is opgenomen. Dat betekent dat zij aan moeten tonen dat zij uiterlijk 17 februari 2011 de verplichting tot de aanschaf van een technische voorziening zijn aangegaan waarmee een duurzame warmtemaatregel, als bedoeld in artikel 3.1.1 van de Subsidieregeling energie en innovatie, wordt uitgevoerd. Onder het aangegaan hebben van de verplichting tot aanschaf van een technische voorziening wordt zowel de situatie van een gesloten koopovereenkomst als van een bindende offerte voor een technische voorziening verstaan.
(...)"
De Regeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2012 (Stcrt. 2011, nr. 23060), zoals gepubliceerd op 21 december 2011, bepaalde ten tijde en voor zover hier van belang:
Artikel 1
1. Als perioden in 2012, waarin subsidieaanvragen kunnen worden ingediend krachtens de in kolom 2 genoemde subsidieregelingen en de in kolom 3 genoemde artikelen, in voorkomende gevallen verbijzonderd naar de in kolom 4 omschreven of aangeduide groepen van aanvragers, projecten of aanvragen, worden vastgesteld de daarbij behorende perioden, genoemd in kolom 5; aanvragen moeten zijn ontvangen op de genoemde einddatum vóór 17.00 uur.
2. Als subsidieplafond voor het verstrekken van subsidies als bedoeld in het eerste lid wordt per in kolom 5 genoemde periode vastgesteld: het daarbij behorende in kolom 6 genoemde bedrag.
3. Met betrekking tot het verstrekken van subsidies door de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie op grond van wettelijke voorschriften of onderdelen daarvan, waarvoor noch in deze regeling noch in een ander wettelijk voorschrift een subsidieplafond is vastgesteld, wordt het voor 2012 geldende subsidieplafond vastgesteld op € 0,–. Aanvragen om subsidie kunnen in 2012 slechts worden ingediend indien in deze regeling of in enig ander wettelijk voorschrift daarvoor een periode is vastgesteld.
1 2 3 4 5 6
Nr. Regeling Artikel Groep Openstelling 2012 Plafond €
(...)
Subsidieregeling energie en
innovatie
(...)
5.4 Subsidieregeling energie en 3.1.2 - -
innovatie (duurzame warmte
voor bestaande woningen)
(...)
Artikel 4
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2012."
2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Op 6 september 2010 heeft appellant opdracht gegeven voor de aanschaf en installatie van een lucht/waterwarmtepomp. - Met een aanvraagformulier, ondertekend op 1 november 2010 en door verweerder ontvangen op 2 februari 2012, heeft appellant subsidie op grond van de Subsidieregeling aangevraagd voor een lucht/waterwarmtepomp. De aangevraagde subsidie bedraagt € 2000,--.
- Bij besluit van 16 februari 2012 heeft verweerder de subsidieaanvraag van appellant afgewezen omdat hij zijn subsidieaanvraag na 17 februari 2011 heeft ingediend.
- Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 5 maart 2012 bezwaar gemaakt.
- Op 19 maart 2012 heeft appellant te kennen gegeven dat hij geen gebruik wenste te maken van de mogelijkheid om te worden gehoord.
- Op 4 april 2012 heeft appellant verweerder nadere informatie verstrekt.
- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
3. Het bestreden besluit en het nadere standpunt van verweerder
Verweerder heeft de aanvraag van appellant afgewezen omdat appellant zijn subsidieaanvraag na 17 februari 2011 heeft ingediend. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van appellant hiertegen ongegrond verklaard.
Verweerder heeft de aanvraag ontvangen op 2 februari 2012. Verweerder heeft, zo is uit onderzoek gebleken, voor 2 februari 2012 geen aanvraag van appellant ontvangen.
Het is de verantwoordelijkheid van een aanvrager om de subsidieaanvraag conform de geldende voorschriften in te dienen. Deze verantwoordelijkheid brengt met zich mee dat een aanvrager zodanige voorzieningen dient te treffen dat hij – zo nodig – kan aantonen dat en op welk moment het aanvraagformulier is ingediend. Indien een aanvrager zijn aanvraag verzendt per gewone post, komt het risico van het niet aankomen van de aanvraag voor zijn rekening.
In het nader verweerschrift merkt verweerder op dat in de Subsidieregeling weliswaar geen termijn genoemd is waarbinnen een aanvraag moet worden ingediend, maar dat het kunnen aanvragen van subsidie voor een duurzame warmtemaatregel in tijd niet onbegrensd is. Verweerder maakt jaarlijks in december de aanvraagperiodes en de subsidieplafonds voor de subsidieregelingen die vallen onder het Kaderbesluit EZ-subsidies voor het daaropvolgende jaar bekend. In 2012 is de Subsidieregeling niet opengesteld en is geen subsidieplafond gepubliceerd. Op grond daarvan kunnen in 2012 ingediende subsidieaanvragen niet worden gehonoreerd. Er is op geen enkel moment de verwachting gewekt dat de Subsidieregeling in 2012 zou worden opengesteld.
4. Het standpunt van appellant
Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat hij de aanvraag niet op tijd heeft ontvangen. Appellant beroept zich op de geest van de wet. Bij appellant is eind november 2010 een lucht/waterwarmtepomp geplaatst. Appellant heeft het aanvraagformulier ingevuld en bij het installatiebedrijf afgeleverd. Begin november 2010 is de subsidieaanvraag door het installatiebedrijf verstuurd. Nadat appellant midden 2011 nog niets van verweerder gehoord had, heeft hij het installatiebedrijf gevraagd of de aanvraag wel verstuurd was. De installateur kon geen bewijs van aangetekend verzenden overleggen. Appellant kon middels track en trace van Post NL ook niet achterhalen of de aanvraag was aangekomen bij verweerder. Appellant wijst op de werkbriefjes van het installatiebedrijf waaruit blijkt dat het installatiebedrijf zijn deel van het aanvraagformulier heeft ingevuld. Ook wijst appellant op de kopie van de factuur en de kopie van het bankafschrift die hij naar verweerder heeft opgestuurd. Appellant heeft vertrouwd en mocht vertrouwen op de zorgvuldigheid van de afwikkeling van de aanvraag door het installatiebedrijf.
Appellant voert daarnaast aan dat hij vertrouwd heeft op de postbezorging door Post NL. Hij acht zich niet verantwoordelijk voor het adequaat bezorgen van de post.
5. De beoordeling van het geschil
5.1 Appellant heeft vóór 17 februari 2011 een lucht/waterwarmtepomp aangeschaft en hiervoor na 17 februari 2011 subsidie aangevraagd. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat appellant, in strijd met artikel II van de Wijzigingsregeling, de subsidieaanvraag niet uiterlijk 17 februari 2011 heeft ingediend. Ter beoordeling staat of verweerder de subsidieaanvraag van appellant terecht heeft afgewezen omdat appellant deze aanvraag na 17 februari 2011 heeft ingediend. Het College overweegt hieromtrent het volgende.
5.2 Bij uitspraak van 27 september 2012 (AWB 11/752, www.rechtspraak.nl, LJN BX8799) heeft het College geoordeeld dat de bijkomende voorwaarde vervat in artikel II van de Wijzigingsregeling, inhoudende dat de aanvraag uiterlijk 17 februari 2011 moet zijn ingediend, in strijd is met het gelijkheidsbeginsel en onverbindend moet worden geacht.
5.3 Nu de aanvraag van appellant is afgewezen omdat hij de subsidieaanvraag niet uiterlijk 17 februari 2011 heeft ingediend, is het beroep gegrond en dient het bestreden besluit te worden vernietigd. Het College ziet echter aanleiding om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten en overweegt daartoe als volgt.
5.4 Tussen partijen is in geschil op welke datum appellant de subsidieaanvraag – voor het eerst – heeft ingediend. Het College stelt voorop dat het de verantwoordelijkheid van appellant is om de subsidieaanvraag conform de geldende voorschriften in te dienen. Deze verantwoordelijkheid brengt met zich mee dat appellant zodanige voorzieningen dient te treffen dat hij – zo nodig – kan aantonen dat en op welk moment het aanvraagformulier bij verweerder is ingediend. Het College stelt vast dat appellant hiertoe niet in staat is, aangezien zijn beweerdelijk eerder ingediende aanvraag niet aangetekend is verzonden. Dat appellant zich niet verantwoordelijk acht voor een adequate postbezorging door Post NL maakt dit niet anders.
De door appellant overgelegde stukken – zoals een kopie van de offerte van de installateur, het rittenoverzicht van de installateur in de periode oktober- november 2010, de werkbon van 1 november 2010 van de leverancier van appellant betreffende het invullen van de aanvraag door de installateur, de kopie van de factuur van 3 november 2010 voor de lucht/waterwarmtepomp – tonen aan dat de lucht/waterwarmtepomp in de periode oktober- november 2010 is geplaatst en dat het aanvraagformulier is ingevuld. Daarmee is echter niet komen vast te staan dat de aanvraag al in november 2010 is ingediend. Dat appellant vertrouwd heeft op de zorgvuldigheid van de afwikkeling van de aanvraag door de installateur kan niet leiden tot een ander oordeel.
Bij de beoordeling van dit geschil dient dan ook te worden uitgegaan van 2 februari 2012 als ontvangstdatum van de aanvraag.
5.5 Op grond van artikel 1 van de Regeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2012 is de Subsidieregeling in 2012 niet opengesteld en is een subsidieplafond van € 0 vastgesteld. Nu appellant de subsidieaanvraag voor een technische voorziening voor een duurzame warmtemaatregel heeft ingediend op 2 februari 2012 en de Subsidieregeling in 2012 niet is opengesteld, heeft verweerder de aanvraag van appellant terecht, zij het in het bestreden besluit op een onjuiste grond, afgewezen. Hetgeen appellant overigens tegen het bestreden besluit heeft aangevoerd kan niet tot een ander oordeel leiden.
5.6 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
6. De beslissing
Het College:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- bepaalt dat verweerder aan appellant het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 156,- (zegge:
honderdzesenvijftig euro) vergoedt.
Aldus gewezen door mr. E. Dijt, in tegenwoordigheid van mr. F.E. Mulder als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 20 december 2012.
w.g. E. Dijt w.g. F.E. Mulder