ECLI:NL:CBB:2012:BZ4113

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
20 december 2012
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
AWB 12/1072
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van bestuursdwang op dieren in verband met overtredingen van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 20 december 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen A, verzoeker, en de Staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder. De zaak betreft de toepassing van bestuursdwang op 188 dieren van verzoeker, waaronder slangen, schildpadden, kikkers, salamanders, muizen, ratten en cavia’s, die op 14 augustus 2012 in beslag zijn genomen. De aanleiding voor deze maatregel was een controle door toezichthouders van de NVWA, waarbij werd vastgesteld dat de dieren in een verwaarloosde toestand verkeerden en niet adequaat verzorgd werden. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder om de dieren in beslag te nemen en heeft verzocht om een voorlopige voorziening om de dieren terug te krijgen.

De voorzieningenrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waaronder de bevindingen van de toezichthoudende dierenartsen die de slechte hygiëne en verzorging van de dieren hebben vastgesteld. De rechter heeft geoordeeld dat de gezondheid en het welzijn van de dieren in gevaar waren en dat de toepassing van bestuursdwang gerechtvaardigd was. Verzoeker heeft betwist dat er sprake was van overtredingen, maar de rechter heeft geconcludeerd dat de bevindingen van de dierenartsen niet voldoende gemotiveerd zijn betwist. De rechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de situatie van de dieren op het moment van inbeslagname ernstig was en onmiddellijke actie vereiste.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van dierenhouders onder de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en de bevoegdheid van bestuursorganen om in spoedeisende gevallen bestuursdwang toe te passen. De kosten van de bestuursdwang komen in beginsel voor rekening van de verzoeker, aangezien de toepassing van bestuursdwang rechtmatig was.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
Voorzieningenrechter
AWB 12/1072 20 december 2012
11201 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
Bestuursdwang
Uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak van:
A, te B, verzoeker,
gemachtigde: mr. J.R. Goppel, advocaat te Haarlem,
tegen
de Staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder,
gemachtigde: mr. J.H. Verheul-Verkaik, werkzaam bij verweerder.
1. De procedure
Bij besluit van 29 augustus 2012, verzonden aan verzoeker op 30 augustus 2012, heeft verweerder zijn beslissing van 14 augustus 2012 om, voor zover hier van belang, terstond met toepassing van bestuursdwang 188 dieren van verzoeker (slangen, schildpadden, kikkers, salamanders, muizen, ratten en cavia’s) in bewaring te nemen, op schrift gesteld.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 6 september 2012 bezwaar gemaakt.
Bij brief van 6 november 2012 heeft verzoeker zich tot de voorzieningenrechter van de rechtbank Haarlem gewend met het verzoek een voorlopige voorziening te treffen in die zin dat het besluit wordt geschorst en dat de in beslag genomen dieren worden teruggegeven, welk verzoek bij brief van 15 november 2012 met toepassing van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) aan de voorzieningenrechter van het College is doorgezonden.
Bij brief van 23 november 2012 heeft verweerder een reactie op het verzoek en de op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend. Bij faxberichten van 7 december 2012 en
11 december 2012 heeft verweerder aanvullende stukken ingediend.
Bij een tweetal faxberichten van 12 december 2012 heeft verzoeker aanvullende stukken ingediend.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 13 december 2012. Verzoeker is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigde. Voor verweerder is voorts verschenen C, werkzaam bij Dienst Regelingen van verweerder, D en E, beiden werkzaam als dierenarts bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit en F, directeur van reptielenzoo SERPO.
2. De grondslag van het geschil
2.1 De Awb bepaalt – voor zover hier van belang - het volgende:
"Artikel 5:21
Onder last onder bestuursdwang wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
b. de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
(…)
Artikel 5:24
1. De last onder bestuursdwang omschrijft de te nemen herstelmaatregelen.
2. De last onder bestuursdwang vermeldt de termijn waarbinnen zij moet worden uitgevoerd.
3. De last onder bestuursdwang wordt bekend gemaakt aan de overtreder, aan de rechthebbenden op het gebruik van de zaak waarop de last betrekking heeft en aan de aanvrager.
Artikel 5:25
1. De toepassing van bestuursdwang geschiedt op kosten van de overtreder, tenzij deze kosten redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.
(…)
Artikel 5:29
1. Voor zover de toepassing van bestuursdwang dit vergt, kan het bestuursorgaan zaken meevoeren en opslaan.
2. Het bestuursorgaan doet van het meevoeren en opslaan proces-verbaal opmaken. Een afschrift van het proces-verbaal wordt verstrekt aan degene die de zaken onder zijn beheer had.
3. Het bestuursorgaan draagt zorg voor de bewaring van de opgeslagen zaken en geeft deze zaken terug aan de rechthebbende.
4. Het bestuursorgaan kan de teruggave opschorten totdat de ingevolge artikel 5:25 verschuldigde kosten zijn voldaan.
(…)
Artikel 5:31
1. Een bestuursorgaan dat bevoegd is om een last onder bestuursdwang op te leggen, kan in spoedeisende gevallen besluiten dat bestuursdwang zal worden toegepast zonder voorafgaande last. Artikel 5:24, eerste en derde lid, is op dit besluit van overeenkomstige toepassing.
2. Indien de situatie zo spoedeisend is, dat een besluit niet kan worden afgewacht, kan terstond bestuursdwang worden toegepast, maar wordt zo spoedig mogelijk nadien alsnog een besluit als bedoeld in het eerste lid bekendgemaakt."
De Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (hierna: Gwd) bepaalt - voor zover hier van belang - het volgende:
"Artikel 36
1. Het is verboden om zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is, bij een dier pijn of letsel te veroorzaken dan wel de gezondheid of het welzijn van een dier te benadelen.
(…)
3. Een ieder is verplicht hulpbehoevende dieren de nodige zorg te verlenen.
Artikel 37
Het is de houder van een dier verboden aan een dier de nodige verzorging te onthouden.
(…)
Artikel 106
Onze Minister is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen."
2.2 Bij de beoordeling van het verzoek om voorlopige voorziening gaat de voorzieningenrechter uit van de volgende feiten en omstandigheden.
- Op 14 augustus 2012 heeft A.A. Hengeveld (hierna: Hengeveld), als toezichthouder werkzaam bij de NVWA, samen met J.G.M. Gieskens, een controle verricht in de woning van verzoeker.
- Uit het door Hengeveld opgemaakte Controleverslag van 4 september 2012 blijkt onder meer het volgende:
" (…)
Op 14 augustus 2012 zijn wij, Hengeveld en Gieskens, omstreeks 13.00 uur ter plaatse gekomen. Wij troffen voor de woning de collega’s van de Politie aan. Zij deelden ons nogmaals hun bevindingen mee: In en om de woning is het een enorme puinhoop, overal ligt glas, er lopen stinkdieren, twee honden en een kast los, er staan plastic bakjes met gifslangen, en zijn enkele terraria met gifslangen en salamanders, in de tuin staan plastic bakken met schildpadden, er is een perkje met landschildpadden, in een hok zitten cavia’s, er staat een hok met kippen en duiven, in de schuur zijn bakken met ratten en muizen. Alles ziet er verwaarloosd uit. Hierop hebben wij de woning, na verkregen toestemming, betreden en geconstateerd, dat de omschrijving van de collega’s van de Politie correct was. (…) Hierop hebben we dierenartsen van de NVWA verzocht om de situatie ter plaatse te onderzoeken. Dit is gebeurd en twee dierenartsen,
E en D, kwamen tot de conclusie, dat er hier sprake was van het onthouden van de nodige zorg en het (zonder redelijk doel) pijn veroorzaken bij de meeste van de aanwezige dieren. Ook werd vastgesteld, dat aan deze situatie, op korte en lange termijn geen verandering zou kunnen komen. Hierop hebben wij telefonisch contact opgenomen met DR Bestuursrechtelijke handhaving GWWD en Ffw. Gesproken is met de heer C en mw. G. Nadat wij hen van het vorenstaande op de hoogte hadden gesteld, hebben we, in opdracht van DR, de heer A, mondeling bestuursdwang aangezegd. Tevens hebben we de opdracht gekregen om de meeste dieren mee te voeren en op te slaan. (…)"
- Uit de door D en E opgestelde en ondertekende diergeneeskundige verklaring van 27 augustus 2012 blijkt onder meer het volgende:
"(…)
Vraag 2 In welke lichamelijke toestand heeft u de dieren aangetroffen?
(…)
- Circa 95% van de dieren beschikten niet over voer en schoon drinkwater.
- Circa 90% van de boxen en verblijven waarin de dieren gehuisvest werden zijn sterk vervuild met oude ontlasting, voerresten, ed.
- 2 kadavers van giftige slangen los gevonden tussen de verblijven op de 1e verdieping. 1 kadaver van een slang in verblijf bij andere levende slang aangetroffen. Meerdere kadavers in de vriezer naast het diervoeder aangetroffen.
In deze situatie kan de lichamelijke toestand van bepaalde dieren niet goed beoordeeld worden.
° De algemene gezondheidstoestand van de groep cavia’s, muizen en ratten is matig. Een aantal dieren zijn schuw en enkele zeer magere dieren met een slechte vacht. De individuele dieren zijn in deze situatie niet te beoordelen.
° De schildpadden dienen door een specialist onderzocht te worden op gewicht, vervorming van hun schild en eventueel infectiezieken (schimmel en parasieten).
° De salamanders en kikkers dienen eveneens door een specialist onderzocht te worden betreffende hun lichamelijke toestand en specifieke huisvesting voorwaarden voor de desbetreffende soort.
° De lichamelijke toestand van de slangen kan in deze situatie niet veilig beoordeeld worden. Er is geen ruimte beschikbaar om de slangen veilig te hanteren zonder ontsnappingsgevaar. Een reptielenspecialist dient deze dieren nader te onderzoeken op gewicht, specifieke eiesen van huisvesting voor de desbetreffende soort, enz.
De dieren zijn zeker onthouden van de nodige algemene zorg (geschikt permanent hygiënisch verblijf, vers drinkwater), zie vraag 5.
(…)
Vraag 5 Is de gezondheid en/of welzijn van de dieren naar uw mening benadeeld?
de gezondheid: Ja
Omdat:
De ontoereikende verzorging van de dieren met gepast voer en drinkwater verlaagt de weerstand van de dieren. Ze worden vatbaarder voor infecties en ziektes.
Wegens zeer slechte hygiëne, zoals vuile verblijven met o.a. ontlasting, voederresten en vervellinghuid, kadaver, vuil drinkwater en vervuild voer, en overbevolking van dieren in en om het huis is de infectiedruk sterk verhoogd. In oude ontlasting, oude voederresten en oud drinkwater en kadavers komen veel ziekteverwekkers voor (parasieten, virussen, bacteriën).
De combinatie van geen gepaste huisvesting en een zeer slechte hygiëne leidt tot een hoog risico voor de gezondheid van de dieren. Er zijn reeds meerdere kadavers aangetroffen.
(…)
het welzijn: Ja
Omdat:
° Honger, dorst of onjuiste voeding: circa 95% van de dieren hadden geen beschikking over voer en schoon drinkwater.
° Thermaal en fysiek ongeriek, (…) meerdere dieren beschikten niet over een geschikte huisvesting (bijv. geen dag-nacht ritme, warmtelampen, zonmogelijkheden, schuilmogelijkheden, dunne bodembedekking).
° Verwonding of ziektes.
° Angst en chronische stress, want o.a. zwakke dieren werden niet apart gehuisvest. Tevens werden vrouwelijke en mannelijke dieren bij meerdere diersoorten niet gescheiden gehouden. Dit levert chronische stress op.
° Meerdere dieren waren niet vrij om normaal, soorteigen gedragspatroon te vertonen.
(…)
Vraag 9 Welke diergeneeskundige handelingen en/of verzorging stelt u voor, en binnen welke termijn? (Kan eigenaar dit zelf of is diergeneeskundige hulp of andere hulp noodzakelijk)
Gezien het groot aantal dieren en de huidige situatie in en om het huis zie ik de heer A er niet toe in staat bepaalde zaken in deze situatie zelf te herstellen zonder bijkomende hulp:
° De slangen kunnen in deze situatie niet veilig verzorgd en onderzocht worden. Op dit moment is er te weinig ruimte in dit huis (vanwege veel persoonlijke eigendommen) voor het aantal slangen om een geschikt verblijf te geven. Tevens dienen de slangen door een reptielenspecialist nader onderzocht te worden op hun lichamelijke toestand en specifieke eisen van huisvesting voor de desbetreffende soort, enz.
° De schildpadden dienen door een specialist onderzocht te worden op gewicht, vervorming van hun schild en eventueel infectiezieken (schimmel en parasieten).
° De salamanders en kikkers dienen eveneens door een specialist onderzocht te worden betreffende hun lichamelijke toestand en specifieke huisvesting voorwaarden voor de desbetreffende soort.
° De individuele cavia’s zijn in deze situatie niet te beoordelen. Hun vacht dient onderzocht te worden. Differentiaal diagnostisch vermoed ik een mijtinfectie waarvoor de dieren behandeld dienen te worden.
° De knaagdieren dienen beter gehuisvest te worden in minder grote aantallen en de vrouwelijke en mannelijke dieren gescheiden te houden. Onder andere om inteelt te voorkomen. Tevens dient hun lichamelijke toestand individueel onderzocht te worden. De muizen en ratten werden mijn inziens enkel gehouden om mee te fokken en te gebruiken als slangenvoer. In 3 bakken werden jongen aangetroffen en in de vriezer werden veel kadavers van volwassen en jonge knaagdieren bewaard.
De heer A kan zelf de honden, katten en stinkdieren door een lokale praktijkdierenarts algemeen laten onderzoeken, ontwormen, antivlo en evt. antiteek behandeling en vaccinaties geven of een vaccinatiebewijs tonen. (…)
De voliere met vogels regelmatig schoonmaken van vogelpoep en meerdere drinkbakken met vers water en eetbakken met gepast voeder continu beschikbaar stellen.
(…)
Vraag 11 Welke andere maatregelen dienen genomen te worden om het benadeelde welzijn van de dieren op te heffen?
Alle reptielen (slangen, schildpadden), amfibieën (kikker, salamanders), knaagdieren (ratten, muizen en cavia’s) zijn meegevoerd en opgeslagen om ze de geschikte huisvesting per direct te kunnen geven om het benadeelde dierenwelzijn op te heffen.
(…)
Vraag 12 Acht u het noodzakelijk dat de dieren worden meegevoerd en opgeslagen in belang van de gezondheid/het welzijn van de dieren? (…)
Ja.
Omdat:
Het gaat om een groot aantal dieren en verblijven. Het welzijn en de gezondheid van de dieren vraag om een directe opheffing van de tekortkomingen. Het gehele huis en de (…) schuur en de verblijven van de meeste dieren zijn dusdanig vervuild en rommelig dat een herstel ter plaatse op korte termijn niet mogelijk is. Tevens mag op grond van de algemene slechte indruk van het houden van deze dieren gesteld worden dat de houder van de dieren niet in staat is de dieren adequaat te verzorgen.
(…)
De giftige slangen werden op een gevaarlijke manier gehouden met een reële kans van ontsnappen uit hun verblijf wat een reëel gevaar is voor de volks- en dierengezondheid van de inwonende en omwonenden mensen en dieren van dit huis. Bij het meevoeren en opslaan van deze dieren is dus tevens deels tegemoet gekomen aan het benadeelde welzijn van de overige dieren in huis.
(…)"
3. Het standpunt van verzoeker
Verzoeker betwist dat sprake is van overtreding van de Gwd. De dieren zijn altijd voorzien van voer en water. De hokken worden ook regelmatig schoongemaakt. Verder is hij een internationaal erkend deskundige op het gebied van herpetologie. Ter ondersteuning van deze stelling wijst verzoeker op een tweetal verklaringen van schildpadexpert H en professor I. Uit deze verklaringen blijkt dat verzoeker een competente herpetoloog is, dat hij zorgvuldig met zijn dieren omgaat en dat de dieren zich in goede conditie bevinden, en goed gevoed en gehuisvest zijn, dat hij een deskundige is op het gebied van het houden van terraria, dat hij op een professionele wijze met de dieren omgaat en dat hij veel weet over dieren, met name over gifslangen. Verzoeker bestrijdt daarom ook de bevindingen van de dierenartsen.
Voorts waren er geen gegronde redenen om de dieren met toepassing van spoedbestuursdwang in beslag te nemen. Volgens verzoeker was de situatie van de dieren dusdanig dat, als er al verbeteringen in de situatie waarin de dieren zich bevonden nodig waren, verweerder een last onder bestuursdwang had moeten opleggen, waarbij verzoeker een termijn was gegund om de in die last genoemde maatregelen uit te voeren. Uit de verklaring van F blijkt immers dat tijdens het controlebezoek op 10 december 2012 is geconstateerd dat verzoeker veel verbeteringen had doorgevoerd. Verzoeker is derhalve wel degelijk in staat gebleken om de dieren van adequate verzorging en huisvesting te voorzien.
Voorts stelt verzoeker dat verweerder erop uit is geweest om hem klem te zetten. Verzoeker wijst daartoe op het stuk "Afstemming handhavingszaak" en op een e-mail van de senior jurist bestuursrechtelijke handhaving, beiden van 14 augustus 2012. Hieruit blijkt volgens verzoeker dat deze senior jurist de dierenartsen heeft voorgezegd wat zij moeten verklaren, waarbij insinuaties over de psychische toestand van verzoeker niet zijn geschuwd.
Verzoeker betoogt voorts dat de verweerder de toepassing van spoedbestuursdwang niet zo spoedig mogelijk na de toepassing daarvan op schrift heeft gesteld. Verweerder heeft hiermee in strijd gehandeld met artikel 5:31, tweede lid, Awb.
Tot slot bestrijdt verzoeker dat hij de kosten verbonden aan de bestuursdwang moet betalen. Verweerder heeft immers onrechtmatig besloten tot toepassing van (spoed)bestuursdwang.
4. Het standpunt van verweerder
Verweerder stelt zich op het standpunt dat op 14 augustus 2012 is gebleken dat verzoeker artikel 36 en 37 van de Gwd heeft overtreden. De aangetroffen dieren waren slecht verzorgd en niet adequaat gehuisvest. Verder beschikten de dieren niet over voer en (schoon) drinkwater en zijn er een aantal dode dieren aangetroffen.
Gebleken is dat de gezondheid en het welzijn van de dieren van verzoeker dusdanig in het geding waren dat met spoed bestuursdwang moest worden toegepast. De dieren moesten dus direct in beslag worden genomen. Bij langere voortduring van de overtreding van het welzijn en de gezondheid van de dieren zouden de gevolgen ervan moeilijk of niet ongedaan gemaakt kunnen worden mogelijk met de dood als gevolg. Verzoeker werd niet in staat geacht binnen een bepaalde termijn de dieren van adequate verzorging en huisvesting te voorzien. Het betrokken belang (dierenwelzijn), de situatie waarin de dieren werden aangetroffen (slechte huisvesting en verzorging), evenals het grote aantal dieren noodzaakte daarom tot snel ingrijpen, aldus verweerder.
5. De beoordeling van het geschil
5.1 Ingevolge het bepaalde in artikel 8:81 Awb in verbinding met artikel 19, eerste lid, van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie kan, indien tegen een besluit bij het College beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep, bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
5.2 Het verzoek strekt er toe het besluit van 29 augustus 2012 te schorsen en de in beslag genomen dieren aan verzoeker terug te geven. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker een spoedeisend belang heeft bij het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening, omdat de kosten van opvang van de dieren per dag stijgen.
5.3 Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder terecht vastgesteld dat verzoeker artikel 36 en 37 van de Gwd heeft overtreden.
De diergeneeskundige verklaring bevat een uitgebreide beschrijving van de situatie waarin de dieren op 14 augustus 2012 zijn aangetroffen en van de conclusies die door de toezichthoudende dierenartsen daaraan zijn verbonden. Het ontbreekt de dieren aan - samengevat weergegeven - op de diersoort afgestemde huisvesting, voer en (schoon) drinkwater. De combinatie van geen gepaste huisvesting, overbevolking en een zeer slechte hygiëne leidt voorts tot een hoog risico voor de gezondheid van de dieren.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker de bevindingen en conclusies van deze deskundigen onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. De verklaringen van H en I kunnen niet aan de bevindingen en conclusies van de dierenartsen afdoen, reeds omdat deze verklaringen geen beschrijving bevatten van de situatie van de dieren op 14 augustus 2012. Ook de eigen verklaring van verzoeker biedt onvoldoende aanknopingspunten om aan de juistheid van de diergeneeskundige verklaring te twijfelen.
Met betrekking tot de stelling van verzoeker dat de dierenartsen geen deskundigen zijn op het gebied van de soorten dieren die in beslag zijn genomen, overweegt de voorzieningenrechter dat - wat daarvan verder ook zij - de conclusies die de dierenartsen aan hun bevindingen hebben verbonden zien op de hygiëne van het huis van verzoeker, de huisvesting van de dieren en de voedingsituatie van de dieren in zijn algemeenheid en niet specifiek zien op de soort dieren. Bovendien heeft F voornoemd, die op verzoek van de dierenartsen op 14 augustus 2012 ter plaatse is gekomen en die een ruime ervaring heeft met de verzorging en opvang van reptielen en amfibieën, de bevindingen van 14 augustus 2012 en conclusies van de dierenartsen blijkens zijn verklaring van 10 december 2012 onderschreven.
5.4 De stelling van verzoeker dat verweerder hem heeft geprobeerd klem te zetten, waarbij verzoeker wijst op een tweetal stukken, leidt niet tot het oordeel dat het bestuursdwangbesluit onrechtmatig is.
Voor zover verzoeker stelt dat uit het stuk "Afstemming handhavingszaak" zou moeten worden afgeleid dat er is gesuggereerd dat hij (psychisch) niet in orde is, gaat de voorzieningenrechter hieraan voorbij. In de stukken die aan het bestuursdwangbesluit ten grondslag zijn gelegd, te weten het controleverslag en de diergeneeskundige verklaring, wordt immers op geen enkele manier gewag gemaakt van de (psychische) toestand waarin verzoeker op 14 augustus 2012 verkeerde.
De e-mail dient naar het oordeel van de voorzieningenrechter als een advies te worden beschouwd om alles wat is waargenomen op 14 augustus 2012 op een heldere manier in een verslag op te nemen.
De voorzieningenrechter ziet geen aanwijzingen dat sprake zou zijn van vooringenomenheid dan wel dat verweerder hiermee een onjuist gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid tot toepassen van bestuursdwang.
5.5 Gelet hierop is er voldoende grond voor het oordeel dat verzoeker artikel 36 en 37 Gwd heeft overtreden. Hieruit volgt dat verweerder de bevoegdheid toekwam om op grond van artikel 106 Gwd handhavend op te treden.
5.6 De toestand van de dieren op 14 augustus 2012 was naar het oordeel van de voorzieningenrechter dermate ernstig dat verweerder terstond tot toepassen van bestuursdwang heeft kunnen overgaan. De stelling van verzoeker dat verweerder hem een termijn had moeten geven om maatregelen te treffen, aangezien verzoeker daartoe in staat is gebleken blijkens genoemde verklaring van F van 10 december 2012, leidt niet tot het oordeel dat verweerder niet terstond heeft kunnen overgaan tot het toepassen van bestuursdwang. Weliswaar blijkt uit die verklaring dat op die datum door verzoeker veel verbeteringen zijn aangebracht, maar dit laat onverlet dat verzoeker dat heeft bewerkstelligd in een situatie waarin alle reptielen, amfibieën en knaagdieren in beslag waren genomen en sindsdien bijna vier maanden zijn verstreken. Hieruit kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet de conclusie worden getrokken dat verzoeker op (zeer) korte termijn na 14 augustus 2012, waarbij deze dieren niet zouden zijn meegenomen, in staat zou zijn geweest diezelfde verbeteringen door te voeren.
5.7 De voorzieningenrechter is voorts van oordeel dat verweerder de beslissing van
14 augustus 2012 om over te gaan op tot toepassing van spoedbestuursdwang zo spoedig als mogelijk, te weten op 29 augustus 2012, aan verzoeker bekend heeft gemaakt.
5.8 Nu naar voorlopig oordeel sprake is van rechtmatige toepassing van spoedbestuursdwang, dienen de daaruit voortvloeiende kosten in beginsel voor rekening van verzoeker te komen en kan verweerder zich met recht beroepen op artikel 5:29, vierde lid, Awb.
5.9 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen dient het verzoek te worden afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 Awb.
6. De beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Aldus gewezen door mr. E. Dijt, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Beishuizen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 20 december 2012.
w.g. E. Dijt w.g. P.M. Beishuizen