Uitspraak
29 april 2011, met nummer 10/1579 Wtra AK.
1.Het procesverloop in hoger beroep
2.De uitspraak van de accountantskamer
3.De beoordeling van het hoger beroep
Dit onderscheid is naar aanleiding van een amendement van de leden Van Egerschot en Douma (Kamerstukken II, 2006/2007, 30397, nr. 11) dat ten doel had om “recht te doen aan de wens dat alle werkzaamheden die accountants verrichten aan de tuchtrechter kunnen worden voorgelegd”, komen te vervallen: bij de vierde nota van wijziging (Kamerstukken II, 2006/2007, 30397, nr. 12) is artikel 55, eerste lid, Wet AA gewijzigd zoals hiervoor is aangegeven.
(e-mail)correspondentie steeds op de hoogte gehouden is van de werkzaamheden van appellant, brengt dat nog niet met zich dat appellant geacht kan worden met klager afspraken in vorenbedoelde zin te hebben gemaakt. De accountantskamer heeft in dit verband terecht overwogen, dat de communicatie over de uit te voeren werkzaamheden niet voldoende helder en inzichtelijk is geweest.
Van belang is voorts dat appellant, naar hij ter zitting heeft bevestigd, de werkzaamheden aanvankelijk verrichtte als een vriendendienst voor klager, en dat hij, nadat de relatie tussen hen verslechterd was uit boosheid alsnog over een periode van drie jaar een rekening voor een bedrag van € 68.561,79 (inclusief BTW) heeft gestuurd, die, indien zou worden betaald vóór 25 september 2007, verlaagd kon worden tot € 42.000,- (inclusief BTW).