ECLI:NL:CBB:2013:315
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toepassing van spoedbestuursdwang en kostenverhaal bij dierenwelzijnszaak
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 30 december 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een appellant en de staatssecretaris van Economische Zaken. De appellant had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris, waarbij de kosten van spoedbestuursdwang ter hoogte van € 26.393,75 in rekening waren gebracht voor de opvang van 218 konijnen. De kosten waren ontstaan na een onderzoek naar het welzijn van de dieren, waarbij de staatssecretaris op 19 mei 2011 besloot om de konijnen in bewaring te nemen. De appellant had afstand gedaan van de dieren, maar stelde dat de kosten niet voor zijn rekening zouden moeten komen, omdat hij de dieren niet langer in bewaring had willen houden en de kosten exorbitant hoog waren.
Het College oordeelde dat de kosten in redelijkheid voor rekening van de appellant konden worden gebracht. Het College stelde vast dat de dieren rechtmatig waren meegevoerd en dat de kosten, die voortvloeiden uit de opvang en verzorging van de dieren, in beginsel voor rekening van de appellant kwamen. De appellant had niet voldoende onderbouwd waarom de kosten onredelijk hoog waren en het College volgde zijn argumenten niet. De uitspraak benadrukte dat de kosten van opvang, veterinaire zorg en transport van rechtmatig meegevoerde dieren in beginsel voor rekening van de overtreder komen, ongeacht de waarde van de dieren.
De appellant had ook aangevoerd dat zijn financiële situatie hem niet in staat stelde om de kosten te voldoen, maar het College oordeelde dat dit niet voldoende was om de kosten niet aan hem toe te rekenen. De mogelijkheid tot het treffen van een betalingsregeling werd ook genoemd. Uiteindelijk verklaarde het College het beroep ongegrond en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af.