In deze zaak heeft N.V. Rendo (hierna: Rendo) beroep ingesteld tegen een besluit van de Autoriteit Consument en Markt (hierna: ACM) van 26 augustus 2010. Dit besluit betrof de vaststelling van de regulering voor de regionale netbeheerders elektriciteit voor de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2013. Rendo betwistte de methoden die ACM had vastgesteld voor de korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering (de x-factor), de kwaliteitsterm (de q-factor) en het rekenvolume van de tariefdragers. Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven heeft eerder, op 16 december 2011, ACM opgedragen om een gebrek in het methodebesluit te herstellen. ACM heeft hierop gereageerd met een herstelbesluit op 5 juni 2012.
De zitting vond plaats op 23 april 2013, waar Rendo, ACM en de Vereniging voor Energie, Milieu en Water (VEMW) zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Stedin Netbeheer B.V. en de Vereniging FME-CWM waren niet verschenen. Tijdens de zitting heeft Rendo erkend dat het herstelbesluit volledig tegemoetkomt aan haar beroep, waardoor er geen procesbelang meer resteert voor een afzonderlijke beoordeling van het methodebesluit.
Het College heeft geoordeeld dat het beroep van Rendo niet-ontvankelijk is, omdat het herstelbesluit aan de bezwaren van Rendo tegemoetkomt. Tevens heeft het College bepaald dat ACM het door Rendo betaalde griffierecht van € 298,- moet vergoeden en dat ACM in de proceskosten moet worden veroordeeld tot een bedrag van € 2.832,-. Deze kosten zijn vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij rekening is gehouden met de verleende rechtsbijstand.