Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Uitspraak van de meervoudige kamer van 8 juli 2013 in de zaak tussen
Vereniging van Eigenaars van de residentie “De Burghave”, appellante
de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
b. in zorginstellingen die behoren tot een bij ministeriële regeling aangewezen categorie;
2˚. met een woonfunctie als bedoeld in artikel 1.1, tweede lid, van het Bouwbesluit 2012, waar bedrijfsmatig nachtverblijf wordt verleend aan meer dan vijf personen.
Verweerders standpunt dat de hoofdfunctie bepalend is voor de vraag hoe het gebouw voor de toepassing van het Drinkwaterbesluit gekwalificeerd moet worden, vindt naar het oordeel van het College geen steun in de tekst van artikel 35, onder 1, sub c, 2° van het Drinkwaterbesluit. Deze sluit niet uit dat ook gebouwen met overwegend een woonfunctie onder het bereik van deze bepaling vallen en stelt daarvoor slechts de eis dat in het gebouw bedrijfsmatig nachtverblijf wordt geboden aan meer dan vijf personen. Uit de toelichting op het Drinkwaterbesluit (Stb. 2011, 293, met name blz. 73 e.v.) blijkt dat de wetgever vanwege het risico op besmetting locaties met een woonfunctie waarbij mede sprake is van het verlenen van bedrijfsmatig nachtverblijf aan meer dan 5 personen, uitdrukkelijk onder de reikwijdte van artikel 35 Drinkwaterbesluit heeft willen brengen, opdat voor die locaties een verplichting tot legionellapreventie geldt. Daarbij heeft, blijkens de toelichting, het motief voorgezeten dat locaties waar door reizigers wordt verbleven een risicofactor opleveren voor besmetting van personen. Deze risicofactor doet zich in De Burghave voor vanwege het verlenen van bedrijfsmatig nachtverblijf aan derden.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 8 november 2012 ;
- herroept het primaire besluit van 18 april 2012 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 310,- aan appellante te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 944,-, te betalen aan appellante.