ECLI:NL:CBB:2013:61

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
10 juli 2013
Publicatiedatum
15 juli 2013
Zaaknummer
AWB 12/217
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke herziening van GLB-inkomenssteun en proceskostenveroordeling

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 10 juli 2013, werd het beroep van appellant, [A] uit Enter, gegrond verklaard tegen de staatssecretaris van Economische Zaken. Het betrof een besluit van 29 december 2011, dat door het College als onrechtmatig werd aangemerkt. In een eerdere tussenuitspraak van 6 februari 2013 had het College verweerder opgedragen om het bestreden besluit binnen tien weken te herstellen, maar verweerder voldeed niet tijdig aan deze opdracht. Hierdoor werd het bestreden besluit niet hersteld, wat leidde tot de vernietiging van dit besluit door het College. Het College stelde verweerder een termijn van twee weken om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de overwegingen uit de tussenuitspraak.

Daarnaast werd verweerder veroordeeld tot het vergoeden van het door appellant betaalde griffierecht van € 152,-- en de proceskosten, die door het College op € 944,-- werden vastgesteld. Deze kosten waren gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met een puntensysteem voor de werkzaamheden die verricht waren in het kader van de beroepsprocedure. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en de betrokken rechters waren mr. S.C. Stuldreher en griffier mr. M.J. van Veen.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

Zaaknummer: 12/217
5101

Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 juli 2013 in de zaak tussen

[A], te Enter, appellant

(gemachtigde: mr. E.T. Stevens),
en

de staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder

(gemachtigde: drs. M. Star).

Procesverloop

Appellant heeft beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 29 december 2011 (het bestreden besluit).
Bij tussenuitspraak van 6 februari 2013 (LJN: BZ4264) – verzonden op dezelfde datum – heeft het College verweerder opgedragen om binnen tien weken na verzending van die uitspraak het bestreden besluit op basis van een deugdelijke feitelijke grondslag in overeenstemming te brengen met artikel 34, vijfde lid, van Verordening (EG) nr. 1122/2009, en dit besluit aan het College toe te zenden.
Verweerder heeft verzocht om verlenging van de hersteltermijn.
Het College heeft dit verzoek bij beslissing van 4 juli 2013 afgewezen.
Vervolgens heeft het College met toepassing van artikel 8:51c, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 8:57, tweede en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft, en is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1.
Het College verwijst voor de voorgeschiedenis naar de tussenuitspraak.
2.
Verweerder heeft niet (tijdig) voldaan aan de in de tussenuitspraak gegeven opdracht. Dat betekent dat het bestreden besluit niet is hersteld. Uit de tussenuitspraak volgt reeds dat het bestreden besluit onrechtmatig is. Het beroep is derhalve gegrond en het College zal het bestreden besluit vernietigen. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van hetgeen in de tussenuitspraak is overwogen. Gelet op de reeds verstreken tijd ziet het College aanleiding hiervoor een termijn te stellen van twee weken.
3.
Omdat het College het beroep gegrond verklaart, bepaalt het College dat verweerder aan appellant het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
4.
Het College veroordeelt verweerder in de door appellant gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt het College op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 944,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 472,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

Het College:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van de tussenuitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 152,-- aan appellant te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 944,-- te betalen aan appellant.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C. Stuldreher, in aanwezigheid van mr. M.J. van Veen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2013.
w.g. S.C. Stuldreher w.g. M.J. van Veen