In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 11 juli 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [A] RA, die in beroep ging tegen een uitspraak van de accountantskamer. De accountantskamer had op 5 november 2010 een klacht gegrond verklaard en een berisping opgelegd aan appellant wegens schending van fundamentele beginselen van deskundigheid, zorgvuldigheid en objectiviteit, zoals vastgelegd in de Verordening gedragscode (RA's). De klacht was ingediend door Stichting Garantiefonds Reisgelden, die stelde dat de jaarrekening van BeachHolidays B.V. niet getrouw was en dat appellant niet correct had gehandeld bij de beoordeling van de jaarrekening 2008.
Het College heeft de procedure en de eerdere uitspraak van de accountantskamer in detail beoordeeld. Het College oordeelde dat de accountantskamer terecht had vastgesteld dat appellant de jaarrekening van BeachHolidays B.V. niet correct had gepresenteerd, met name door een bedrag van € 460.000 ten onrechte onder vlottende activa te plaatsen. Dit leidde tot een onjuist beeld van de liquiditeit van de onderneming. Appellant had ook nagelaten om de noodzakelijke toelichting te geven over de bankgarantie en de depositorekening, wat in strijd was met de geldende verslaggevingsnormen.
Daarnaast oordeelde het College dat appellant in strijd had gehandeld met de VGC door de lening van € 625.000 verkeerd te classificeren en door mededelingen te doen over de financiële status van BeachHolidays B.V. zonder verificatoir onderzoek. Het College concludeerde dat de accountantskamer de juiste maatstaf had aangelegd en dat de opgelegde maatregel van berisping passend was. Het hoger beroep van appellant werd ongegrond verklaard, en de eerdere beslissing van de accountantskamer werd bevestigd.