ECLI:NL:CBB:2013:BZ8135
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de vaststelling van bedrijfstoeslag 2010 en procesbelang
In deze zaak heeft de vennootschap C. een beroep ingesteld tegen de beslissing van de staatssecretaris van Economische Zaken over de vaststelling van de bedrijfstoeslag voor het jaar 2010. De vennootschap had met haar Gecombineerde opgave 2010 een uitbetaling van bedrijfstoeslag aangevraagd voor een oppervlakte van 87,90 ha. Echter, de staatssecretaris heeft de hoogte van de toeslag vastgesteld op € 16.189,64, gebaseerd op 29,15 beschikbare toeslagrechten en een geconstateerde oppervlakte van 29,15 ha. De vennootschap was het niet eens met de afkeuring van gewaspercelen 13 en 14, die volgens haar gebruikt werden voor landbouwdoeleinden. De staatssecretaris stelde echter dat deze percelen bermen waren en niet als subsidiabele oppervlakte konden worden aangemerkt.
In het bestreden besluit heeft de staatssecretaris het bezwaar van de vennootschap ongegrond verklaard. De vennootschap stelde dat de gewaspercelen ten onrechte waren afgekeurd en dat er procesbelang was, omdat de uitbetaling van toeslagrechten in het geding was. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde dat er geen procesbelang was, omdat de vennootschap al haar toeslagrechten had ontvangen en een wijziging in de meting van de percelen geen invloed zou hebben op de uitbetaling.
Het College concludeerde dat het beroep niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat er geen wijziging van het rechtsgevolg van het bestreden besluit kon worden nagestreefd. Desondanks oordeelde het College dat de staatssecretaris de kosten van de beroepsprocedure moest vergoeden, aangezien de onduidelijkheid over de meetmethoden in het verleden had geleid tot verwarring. De proceskosten werden vastgesteld op € 472,-- en het griffierecht van € 152,-- moest ook worden vergoed.