ECLI:NL:CBB:2014:101

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
19 maart 2014
Publicatiedatum
24 maart 2014
Zaaknummer
AWB 12/372
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einduitspraak na bestuurlijke lus inzake Aansluit- en transportvoorwaarden Gaswet

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 19 maart 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Vereniging voor Energie, Milieu en Water (VEMW) en de Autoriteit Consument en Markt (ACM). Het geschil betreft de Aansluit- en transportvoorwaarden Gas-RNB en andere gerelateerde voorwaarden die door ACM zijn vastgesteld. VEMW heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van ACM van 9 september 2008, waarin ACM de gezamenlijke netbeheerders de tijd gaf om voorstellen in te dienen over technische voorwaarden. VEMW heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van ACM, dat op 29 februari 2012 werd genomen en dat een behandelplan bevatte. Na een tussenuitspraak op 28 oktober 2013, waarin ACM werd opgedragen om het bestreden besluit te voorzien van een deugdelijke motivering, heeft ACM op 20 december 2013 een aanvullende motivering gegeven. Het College heeft vervolgens het onderzoek gesloten op 5 februari 2014.

In de einduitspraak heeft het College geoordeeld dat ACM voldoende inzicht heeft gegeven in de besluitvormingsprocedure en de termijn waarbinnen de besluitvorming zal plaatsvinden. Het College heeft vastgesteld dat het besluit van ACM met betrekking tot onderwerp H van een deugdelijke motivering is voorzien. Het beroep van VEMW is gegrond verklaard voor zover het betrekking heeft op onderwerp H, en het bestreden besluit is vernietigd, met instandlating van de rechtsgevolgen. Daarnaast is ACM veroordeeld in de proceskosten van VEMW, vastgesteld op € 974,--, en moet ACM het betaalde griffierecht van € 310,-- aan VEMW vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de rechters.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

Zaaknummer: 12/372
18400

Uitspraak van de meervoudige kamer van 19 maart 2014 in de zaak tussen

Vereniging voor Energie, Milieu en Water (VEMW) te Woerden, appellante

(gemachtigden: mr. M.R. het Lam en mr. N.J.M. van Brakel),
en

de Autoriteit Consument en Markt (ACM), verweerster

(gemachtigden: mr. W.T. Algera en mr. C.E.S. Jansen).
Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
Netbeheer Nederland, te Arnhem,
(gemachtigde: ir. J. Janssen)

Procesverloop

Bij besluit van 21 november 2006 (het primaire besluit) heeft ACM vastgesteld de Aansluit- en transportvoorwaarden Gas-RNB, de Aansluitvoorwaarden Gas-LNB, de Netkoppelingsvoorwaarden Gas-LNB, de Meetvoorwaarden Gas-RNB en de Meetvoorwaarden Gas-LNB.
ACM heeft bij besluit van 9 september 2008 het bezwaar van VEMW, inhoudend dat de gezamenlijke netbeheerders (gnb) onvoldoende invulling hebben gegeven aan hun taak om een voorstel met betrekking tot technische voorwaarden in te dienen omtrent een aantal nader genoemde onderwerpen, gegrond verklaard. ACM heeft zich hierbij op het standpunt gesteld dat aan de gnb een redelijke termijn moet worden gelaten om voorstellen in te dienen.
Hiertegen heeft VEMW beroep ingesteld. Bij uitspraak van 2 december 2011, ECLI:NL:2011:BU7267 (de uitspraak), heeft het College:
  • het beroep gegrond verklaard,
  • het besluit van 9 september 2008 vernietigd voor zover daarin het in overweging 2.2.3 bedoelde behandelplan ontbreekt,
  • ACM opgedragen binnen drie maanden een nieuwe (aanvullende) beslissing te nemen op het bezwaar met een behandelplan
Bij besluit van 29 februari 2012 (het bestreden besluit) heeft ACM het besluit van 9 september 2008 aangevuld met een behandelplan.
VEMW heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Op 2 mei 2013 heeft ACM een aanpassing van het behandelplan toegezonden.
Bij tussenuitspraak van 28 oktober 2013 (ECLI:NL:CBB:2013:217) heeft het College ACM opgedragen om het bestreden besluit, zoals gewijzigd bij besluit van 13 mei 2013, met betrekking tot onderwerp H (de kwaliteitseisen gas op entry- en exitpunten) te voorzien van een deugdelijke motivering.
Naar aanleiding van deze uitspraak heeft ACM bij besluit van 20 december 2013 het besluit op bezwaar van 9 september 2008 voorzien van een aanvullende motivering.
VEMW noch Netbeheer heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid om een zienswijze in te dienen naar aanleiding van het besluit van 20 december 2013.
Vervolgens heeft het College het onderzoek op 5 februari 2014 gesloten.

Overwegingen

1.
Voor de voorgeschiedenis en achtergrond van het geschil verwijst het College naar de hierboven genoemde tussenuitspraak.
2.1
Het College staat voor de vraag of ACM met het besluit van 20 december 2013 heeft voldaan aan de in de tussenuitspraak gegeven opdracht om het besluitonderdeel dat betrekking heeft op onderwerp H van een deugdelijke motivering te voorzien, in die zin dat daarin concreet wordt uiteengezet wanneer inwerkingtreding van de ministeriële regeling over entry- en exitspecificaties (MR) wordt verwacht, welke stappen zullen worden gezet bij een eventueel uitblijven daarvan, alsook op welk moment dat zal gebeuren.
2.2
ACM heeft concreet en onderbouwd verwoord dat inwerkingtreding van de MR op 1 juli 2014 wordt verwacht. Indien de wetswijziging op 1 maart 2014 nog niet in werking is getreden, zal ACM de procedure voor de codewijziging starten. De besluitvorming daarover zal dan naar verwachting in augustus 2014 zijn afgerond. In het geval de MR later dan
1 oktober 2014 in werking treedt zal ACM evenzeer de procedure voor de codewijziging beginnen hetgeen dan naar verwachting zal resulteren in een definitief besluit in februari 2015.
2.3
Het College is van oordeel dat ACM aldus voldoende inzicht heeft gegeven in de besluitvormingsprocedure en de termijn waarbinnen de besluitvorming haar beslag zal krijgen. De keuze om in afwachting van de MR niet (aanstonds) over te gaan tot een codewijziging die hetzelfde onderwerp beoogt te regelen als de MR, heeft ACM met de verwijzing naar de onwenselijkheid van overlap deugdelijk gemotiveerd, en deze keuze mag ACM in de gegeven omstandigheden naar het oordeel van het College uit oogpunt van efficiency ook maken.
De conclusie is dat het besluit met betrekking tot onderdeel H thans van een deugdelijke motivering is voorzien.
3.
Uit het vorenstaande volgt dat het beroep van VEMW gegrond is voor zover het betrekking heeft op onderwerp H en dat het bestreden besluit in zoverre moet worden vernietigd met instandlating van de rechtsgevolgen.
4.
Het College ziet aanleiding ACM te veroordelen in de door VEMW in beroep gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt het College op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 974,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde van € 487,-- per punt en een wegingsfactor 1).
5.
ACM dient het door VEMW voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht aan haar te vergoeden.

Beslissing

Het College:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover dit betrekking heeft op onderwerp H;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven;
- veroordeelt ACM in de proceskosten tot een bedrag van € 974,--, te betalen aan VEMW;
- draagt ACM op het betaalde griffierecht ten bedrage van € 310,-- aan VEMW te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Wolters, mr. M. Munsterman en mr. J.A.M. van den Berk, in aanwezigheid van mr. M.J. van Veen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2014.
w.g. C.M. Wolters w.g. M.J. van Veen