In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 7 maart 2014, werd de ontvankelijkheid van de rechtspersoon Al-Haq, een niet-gouvernementele organisatie die zich inzet voor mensenrechten in de Palestijnse gebieden, beoordeeld in het kader van een gunningsbesluit voor een openbaar vervoer concessie. De zaak ontstond na het besluit van de Stadsregio Arnhem Nijmegen om de concessie voor openbaar vervoer te verlenen aan Hermes openbaar vervoer B.V. Al-Haq stelde dat het gunningsbesluit hen rechtstreeks raakte, omdat Hermes gelieerd zou zijn aan Veolia, een bedrijf dat actief is in de bezette gebieden in Israël. Het College oordeelde echter dat Al-Haq geen belanghebbende was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat de doelstellingen van Al-Haq niet direct geraakt werden door het gunningsbesluit. Het College concludeerde dat de relatie tussen de doelstellingen van Al-Haq en het gunningsbesluit te indirect en zwak was om als een rechtstreeks belang te worden aangemerkt. De uitspraak benadrukt het belang van de definitie van belanghebbende in bestuursrechtelijke procedures en de noodzaak voor een directe relatie tussen de belangen van een organisatie en het besluit waartegen beroep wordt ingesteld. Het College verklaarde het beroep van Al-Haq ongegrond en bevestigde de niet-ontvankelijkheid van hun bezwaar.