In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (CBB) op 7 maart 2014, werd de ontvankelijkheid van bezwaren van verschillende appellanten tegen het gunningsbesluit van de Openbaar Vervoer Concessie C2013 aan Hermes openbaar vervoer B.V. beoordeeld. De appellanten, waaronder organisaties als United Civilians for Peace (UCP), Cordaid, en Oxfam Novib, stelden dat zij belanghebbenden waren bij het besluit, omdat zij zich inzetten voor mensenrechten en vrede in de Palestijnse gebieden. Het College oordeelde echter dat de appellanten geen rechtstreeks belang hadden bij het gunningsbesluit, omdat hun statutaire doelstellingen te algemeen waren en niet specifiek genoeg verband hielden met de concessie voor openbaar vervoer in de Stadsregio Arnhem Nijmegen. De niet-ontvankelijkverklaring van hun bezwaren werd door het College bevestigd, waarbij werd gesteld dat de belangen van de appellanten niet direct geraakt werden door het besluit tot gunning aan Hermes. Het College concludeerde dat de bezwaren van alle appellanten terecht niet-ontvankelijk waren verklaard, en dat er geen grond was voor een andersluidend oordeel. De uitspraak benadrukt het belang van de definitie van belanghebbende in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de noodzaak voor een directe relatie tussen de belangen van een appellant en het besluit waartegen bezwaar wordt gemaakt.