In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 21 februari 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen [bedrijfsnaam] B.V. en de Staatsecretaris van Economische Zaken. De zaak betreft een factuur van 19 november 2012, waarin bedragen voor verrichte keuringswerkzaamheden door twee officiële keuringsassistenten in rekening zijn gebracht. Appellante, die een slachterij exploiteert, heeft bezwaar gemaakt tegen deze factuur, maar het bezwaar werd door verweerder ongegrond verklaard. Appellante heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit.
Tijdens de zitting op 10 januari 2014 heeft appellante betoogd dat de hoorplicht is geschonden en dat er ten onrechte bedragen in rekening zijn gebracht voor de tweede officiële assistent. Het College heeft echter vastgesteld dat appellante op de eerste slachtdag 2200 schapen/geiten had aangemeld en dat er op basis van de tekortkomingen van de voorgaande slachtdag en het aantal te slachten dieren, twee assistenten noodzakelijk waren. Het College oordeelde dat de NVWA terecht het aantal assistenten had bepaald en dat appellante niet tijdig het definitieve aantal te slachten dieren had doorgegeven.
Het College heeft geconcludeerd dat de factuur terecht is gehandhaafd en dat het beroep ongegrond is. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is genomen door mr. E. Dijt, met mr. P.M. Beishuizen als griffier.