2.Voor het College zijn de volgende feiten komen vast te staan.
Op 19 en 20 januari 2011 heeft op het bedrijf van appellant een controle plaatsgevonden. Blijkens het van die controle opgemaakte toezichtrapport van 8 maart 2011 is, samengevat weergegeven, het volgende geconstateerd.
In "stal 1 boerderij" waren in totaal 76 kalveren gehuisvest. Er is geconstateerd dat 5 kalveren ernstig ziek waren. Zij hadden een versnelde ademhaling en lagen op een onnatuurlijke wijze in de eenlingboxen. Deze kalveren zijn op 19 januari 2011 door de praktiserend dierenarts drs. H.J. Houwing (Houwing) geëuthanaseerd.
Voorts is geconstateerd dat alle kalveren niet de beschikking hadden over een droge en/of schone ligplaats. De eenlingboxen waren ernstig vervuild en nat of waren nog niet ingestrooid. Geconstateerd is voorts dat de eenlingboxen niet zodanig waren open gewerkt dat de naast elkaar gehouden kalveren elkaar konden zien en aanraken. Van alle kalveren is geconstateerd dat zij hoestten en de toezichthouders voelden een koude lucht neerdalen. De allerjongste kalveren bleken dun op de mest en de achterwerken en de staarten waren ernstig vervuild met natte witte mest. Bij de oudere kalveren is geconstateerd dat zich oude, droge, aangekoekte mest aan de staarten en achterwerken bevond. Verder is gebleken dat de speenemmers waarmee de kalveren in de eenlingboxen worden gevoerd, niet regelmatig werden schoon gemaakt. Op de rand van de binnenzijde van de emmers bevond zich veel aanslag en voerresten, welke schimmelwerking vertoonden. Voorts is geconstateerd dat het merendeel van de kalveren mager was en een achterstand in ontwikkeling had. Tot slot is komen vast te staan dat de praktiserend dierenarts van appellant, drs. Prins van dierenartsenpraktijk Winsum, voor het laatst op 7 december 2010 op het bedrijf van appellant een consult heeft uitgevoerd voor het uithoornen van kalveren.
Ten aanzien van de huisvesting is in zijn algemeenheid geconstateerd dat deze zich bevindt onder een dakconstructie waaraan veel condenswater hangt. Het condens druppelt op de kalverenboxen. Daarnaast is geconstateerd dat er op sommige plekken een lekkage is, zoals de naden tussen de damwandplaten en de kapotte gedeeltes van het rieten dak. Op de eenlingboxen waren houten platen geplaatst die voor het overgrote deel de eenlingboxen bedekken. Er is daardoor weinig overzicht op de kalveren die daar zijn gehuisvest. De controle op de kalveren wordt daardoor ernstig bemoeilijkt. De vloer is gedeeltelijk nat door de lekkage en her en der liggen er plassen. Tijdens de controle regent het, zodat de lekkage goed is te zien. Voorts is gevoeld dat door de naden en ruime voorradige kieren, koude lucht neerdaalt op de kalverenboxen, roostervloer en strohokken waar de kalveren zijn gehuisvest.
In "stal 2 jongveestal" werden ongeveer 200 runderen gehouden, verdeeld over 14 verblijven. Van deze runderen is geconstateerd dat zij in matige tot redelijke conditie waren. Van ongeveer een kwart van deze runderen is geconstateerd dat deze niet de beschikking hadden over een schone en droge ligplaats. Gebleken is voorts dat alle dieren in meer of mindere mate aangekoekte natte en droge mest aan de onderbuik, billen en flanken hebben. Voorts is geconstateerd dat in 10 verblijven enkele dieren een (beginnende of chronische) luchtweginfectie hebben. In 6 verblijven is geconstateerd dat het verstrekte ruwvoer vieze, rotte plekken had. Tot slot is geconstateerd dat in drie verblijven te weinig ligboxen waren voor het aantal runderen. In totaal beschikten 24 runderen niet over een ligbox.
In "stal 3 ligboxenstal" werden in totaal 159 runderen gehuisvest. Geconstateerd is dat een rund in de klauwverzorgingsbox stond. Dat wil zeggen dat het rund met de bebloede klauw in de dwangstand stond voor bekappen. Het rund had geen bewegingsruimte en de box bood geen ligplaats. Voorts is geconstateerd dat de melkcarrousel niet was schoon gemaakt en dat deze deels bevuild was met mest. De hygiëne in de melkstal was ver onder de maat. Andere verblijven werden gebruikt als ziekenboeg voor ernstig kreupele koeien en koeien die op het punt staan te bevallen. Deze verblijven boden geen droge en schone ligplaats voor de zieke en ernstig kreupele runderen. De aanwezige runderen hadden ernstige klauwproblemen. De klauwen waren langere tijd niet bekapt of verzorgd. Veel dieren hadden moeite om in de benen te komen door kreupelheid en slechte ligbedden in de ligboxen. Twee runderen waren zo ernstig ziek dat deze niet meer konden opstaan.
Het overgrote deel van de runderen die in verblijf 16 waren gehuisvest voor de melk, kalf en slachtkoeien was kreupel. De klauwgezondheid was zeer slecht. Er waren veel runderen met tussenklauwontsteking. Verder is gebleken dat er meerdere runderen waren met dikke gewrichten en dikke hakken. Een aantal runderen was zodanig kreupel dat zij op drie benen liepen. Veel runderen waren in een magere en schrale lichaamsconditie. Veel magere runderen hebben beschadigde ruggen en schaafwonden. De ligboxen van dit verblijf waren gevuld met zand, klei, modder/mest en urine. Het ligbed was niet vlak en erg nat. De runderen beschikten derhalve niet over een droge, schone ligplaats. De loopgangen zijn nat en bevuild met mest. Tot slot is geconstateerd dat er drie stieren tussen de koeien rond lopen en dat deze stieren de koeien bespringen.
In verblijf 17 zijn pinken gestald. De loopgangen waren nat en bevuild met mest. De ligboxen waren gevuld met zand, klei, mest, urine en modder. Het ligbed is niet vlak en erg nat. De pinken beschikken niet over een comfortabele ligplek.
Tot slot zijn tijdens de controle op 19 januari 2011 gestorven runderen aangetroffen. Deze waren gewikkeld in een groot afdekkleed. Appellant heeft te kennen gegeven dat er 15 kadavers onder het kleed in de kuilvoersleuf liggen.
Uit de terzake van deze controle door dierenarts Pump opgestelde diergeneeskundige verklaring van 28 januari 2011 over “stal 1 boerderij” blijkt, samengevat weergegeven, het volgende.
Van de kalveren in de kalverenboxen is ongeveer 50% ondervoed. Ongeveer 70% van de dieren heeft een luchtweginfectie. Ongeveer 80% van de kalveren heeft aangekoekte mest aan de staart. Ongeveer 40% van de kalveren heeft diarree. Ongeveer 20% van de kalveren is sloom. De gezondheidstoestand van 5 kalveren is dusdanig slecht dat deze geëuthanaseerd moeten worden.
Wat betreft de kalveren in de groepshuisvesting van "stal 1 boerderij" is gebleken dat 80% van de kalveren hoest en dat ongeveer 20% een pompende ademhaling en longontsteking heeft. Alle kalveren hebben in meer of mindere mate aangekoekte mest aan de onderbuik, billen, flanken en benen en ongeveer 20% heeft aangekoekte mest aan de staart.
De gezondheid en het welzijn van de dieren is benadeeld door de slechte huisvesting, slechte voederhygiëne, onthouden van de nodige verzorging en onvoldoende diergeneeskundige verzorging en slecht management. Het liggen op natte onvoldoende schone ligplaatsen geeft de dieren ongemak, leidt tot huidirritatie en tast de weerstand van de dieren aan. De slechte huisvesting met tocht en koude vallende lucht, druppend condenswater en lekkage zorgen voor ongemak en tast de weerstand van de dieren aan. Ook de slechte voederhygiëne en kwaliteit zorgen daarvoor. Zieke dieren worden niet adequaat geholpen, waardoor de toestand veelal dramatisch verslechterd en vele dieren uiteindelijk onnodig sterven.
Herstel ter plaatse van de kalveren in de boerderijstal is niet mogelijk. De aangetroffen huisvesting is slecht voor het welzijn en de gezondheid van de dieren en kan niet snel genoeg verbeterd worden. Gezien de slechte gezondheidstoestand is het met spoed elders onderbrengen van de dieren in een goede huisvesting dringend nodig. Vanwege de slechte verzorging dienen de dieren ook te worden meegenomen en in een opvang te worden gehuisvest met voldoende verzorging en spoedige diergeneeskundige hulp.
Uit de terzake van deze controle door Pump opgestelde diergeneeskundige verklaring van 1 februari 2011 over “stal 2 jongveestal” blijkt, samengevat weergegeven, het volgende.
Ten aanzien van de ongeveer 205 gestalde runderen is sprake van het onthouden van de nodige verzorging. De huisvesting is slecht. De meeste dieren beschikken niet over een schone en droge ligplaats. Een aantal hokken is overbevolkt. De nodige verzorging van de dieren is slecht.
Herstel ter plaatse is mogelijk. De huisvesting en de verzorging van de dieren dienen aangepast te worden. Met name dienen alle dieren te beschikken over een droge en schone ligplaats en dient de overbevolking teruggebracht te worden door dieren over te plaatsen. Het wordt niet noodzakelijk geacht de dieren mee te nemen.
Uit de terzake van deze controle door Pump opgestelde diergeneeskundige verklaring van 31 januari 2011 over “stal 3 ligboxenstal” blijkt, samengevat weergegeven, het volgende.
De huisvesting is slecht. De loopgangen en ligboxen zijn te nat en bevuild met een dikke laag mest. Op de dichte vloer hoopt mest zich op. Er is geen zelfbewegende mestschuif aanwezig. De mest wordt met een schoffel naar muren geschoven waar de mest zich ophoopt. Dit is zeer bewerkelijk en de nattigheid wordt niet verwijderd. Er ontstaan plassen van drijfmest. Door de nattigheid wordt het hoorn van de klauwen van de dieren week en kunnen er makkelijker ontstekingen ontstaan.
De ligboxen zijn te nat en bevuild met mest en modder. De dieren beschikken niet over een droge en schone ligplaats. Ongeveer 50% van de dieren is in meer of mindere mate vermagerd.
Het afdak aan de zijkanten van de ligboxenstal is vrij kort waardoor bij regen het ruwvoer nat kan worden. Aan een kant van de stal lag zeer nat en deels bevuild ruwvoer.
De verzorging van de klauwen is onvoldoende. De meeste runderen hebben klauwen die te lang zijn en al lang bekapt hadden moeten worden. De klauwen waren ook vaak bevuild met aangekoekte mest.
Er is sprake van het onthouden van de nodige zorg. De huisvesting is slecht. De looppaden zijn bevuild met mest, urine en stroresten. De voederhygiëne is slecht. De nodige verzorging van de dieren is slecht. Er wordt onvoldoende verzorging geboden voor zieke dieren en niet of niet op tijd diergeneeskundige hulp ingeschakeld.
Herstel ter plaatse is niet mogelijk. De aangetroffen huisvesting is slecht voor het welzijn en de gezondheid van de dieren en kan niet terstond verbeterd worden. Gezien de slechte gezondheidstoestand is het met spoed overbrengen van de dieren naar een goede huisvesting dringend nodig. Ook de verzorging is onvoldoende.
Verweerder heeft gelet op de bevindingen tijdens de controle op 19 januari 2011 op die dag 112 runderen meegevoerd en opgeslagen, alsmede 11 runderen laten euthanaseren.
Op 20 januari 2011 heeft een hercontrole op het bedrijf van appellant plaatsgevonden. Tijdens die controle zijn in totaal 70 kadavers aangetroffen. Verweerder heeft deze kadavers van het bedrijf laten verwijderen.
Bij besluit van 23 februari 2011 heeft verweerder appellant een last onder bestuursdwang opgelegd wegens overtreding van bepalingen uit de Gwd en het Besluit welzijn productiedieren. Aan appellant zijn vier maatregelen opgelegd, welke hij voor 3 maart 2011 moet hebben uitgevoerd.