ECLI:NL:CBB:2014:309
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- J. Schukking
- R.F.B. van Zutphen
- M. Munsterman
- Rechtspraak.nl
Heffingen voor bloemkwekerijproducten en de heffingsgrondslag
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 28 mei 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen V.O.F. [naam 1] en het Productschap Tuinbouw. De appellante, een bloemkwekerij, had bezwaar gemaakt tegen heffingen die aan haar waren opgelegd voor bloemkwekerijproducten, gebaseerd op de Verordeningen vakheffing bloemkwekerijproducten van de jaren 2005 tot en met 2009. De heffingen waren opgelegd na een boekencontrole en betroffen de jaren 2007, 2008 en 2009, waarbij de appellante een herziene heffing had ontvangen die rekening hield met inkoopkosten van bijzondere verpakkingen. De appellante stelde dat de omzet ten onrechte als heffingsgrondslag was gehanteerd en dat de inkoopkosten onvoldoende waren meegewogen.
Het College overwoog dat de takken van de skimmia’s, die door appellante als snijproduct worden gebruikt, terecht als bloemkwekerijproducten zijn aangemerkt. De heffingsgrondslag volgens de Verordening bloemkwekerijproducten is de omzet, en er is geen ruimte voor aftrek van inkoopkosten. Het College concludeerde dat de keuzes van de regelgever niet in strijd zijn met hogere regelgeving of algemene rechtsbeginselen. Daarom werd het beroep van appellante ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de heffingsgrondslagen zoals vastgelegd in de relevante verordeningen en de beperkte ruimte voor afwijkingen op basis van individuele omstandigheden van de appellante.