ECLI:NL:CBB:2014:344
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Hoger beroep
- M.M. Smorenburg
- M. Munsterman
- B. Hessel
- Rechtspraak.nl
Handhaving van het rookverbod in horecagelegenheid en motiveringsgebrek bij boeteoplegging
In deze zaak heeft de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die op 21 februari 2013 het beroep van [naam 1] gegrond verklaarde. [naam 1] exploiteert een horecabedrijf in [plaats] en kreeg op 7 oktober 2011 een boete van € 2.400,- opgelegd wegens overtreding van de Tabakswet. De rechtbank oordeelde dat de minister onvoldoende had gemotiveerd waarom [naam 1] vaker werd gecontroleerd dan andere horecagelegenheden in de omgeving, wat in strijd zou zijn met het gelijkheidsbeginsel. De rechtbank vernietigde het besluit van de minister en handhaafde de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit.
In hoger beroep heeft de minister aangevoerd dat hij aan zijn motiveringsplicht heeft voldaan door te verwijzen naar steekproefsgewijze controles. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde echter dat de minister niet voldoende had onderbouwd waarom [naam 1] zo vaak was gecontroleerd. Het College bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het bestreden besluit aan een motiveringsgebrek leed. De minister had niet adequaat gereageerd op de bezwaren van [naam 1] en had niet voldoende inzicht gegeven in het handhavingsbeleid en de uitvoering daarvan in [plaats]. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen vergoeding voor proceskosten toegekend.