In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 10 september 2014, zijn appellanten, vertegenwoordigd door C. Blokland, in beroep gegaan tegen besluiten van de staatssecretaris van Economische Zaken. De zaak betreft de toepassing van een randvoorwaardenkorting van 20% op de GLB-inkomenssteun en slachtpremie voor het jaar 2009, als gevolg van vermeende niet-naleving van meststoffenregels. De staatssecretaris had op basis van een controle door de Algemene Inspectiedienst (AID) vastgesteld dat de mest niet-emissiearm was uitgereden op een perceel van appellanten, wat leidde tot de korting. Appellanten betwistten de toerekening van de niet-naleving aan hen, stellende dat de loonwerker, die de mest had uitgereden, niet opzettelijk had gehandeld en dat zij geen instructies hadden gegeven die tot de overtreding leidden. Het College oordeelde dat de staatssecretaris ten onrechte had aangenomen dat appellanten opzettelijk niet hadden voldaan aan de randvoorwaarden, omdat zij niet de gelegenheid hadden gekregen om tegenbewijs te leveren. Het College vernietigde de bestreden besluiten, maar bepaalde dat de rechtsgevolgen van de besluiten in stand blijven. Tevens werd verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan appellanten.