In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 1 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over boetes die aan appellant, exploitant van café '[naam 3]', zijn opgelegd wegens overtredingen van de Tabakswet. De eerste boete van € 1.200,- is in rechte vast komen te staan, omdat het bezwaar tegen deze boete niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank Rotterdam had eerder de tweede boete van € 2.400,- herroepen, omdat er geen overtreding was vastgesteld. Het College heeft deze beslissing bevestigd. De derde boete van € 4.500,- is door het College vernietigd, omdat verweerder onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de status van de muzikanten die optraden in het café. Appellant betwistte dat deze muzikanten als werknemers konden worden aangemerkt, en het College oordeelde dat zonder nader onderzoek niet kon worden geconcludeerd dat er sprake was van een werkgeversrelatie. Het College heeft de aangevallen uitspraak vernietigd voor zover deze betrekking had op de derde boete en heeft deze boete herroepen. Tevens is bepaald dat verweerder het griffierecht aan appellant vergoedt.