ECLI:NL:CBB:2014:483

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
18 december 2014
Publicatiedatum
30 december 2014
Zaaknummer
AWB 12/1053 AWB 12/1054
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing subsidie compensatie kosten I&R centrale databank

In deze zaak, behandeld door het College van Beroep voor het bedrijfsleven, hebben appellanten, vertegenwoordigd door hun gemachtigden, beroep ingesteld tegen besluiten van de staatssecretaris van Economische Zaken. De besluiten betroffen de afwijzing van subsidieaanvragen voor compensatie van kosten met betrekking tot de I&R centrale databank voor het jaar 2011. De staatssecretaris had op 29 maart 2012 de subsidie vastgesteld op € 0,00 en had het bezwaar van appellanten tegen dit besluit ongegrond verklaard. Appellanten hebben hiertegen beroep ingesteld onder de zaaknummers 12/1053 en 12/1054.

Tijdens de zitting op 20 februari 2014 is het onderzoek heropend door het College, dat op 8 mei 2014 een tussenuitspraak deed. In deze uitspraak werd geoordeeld dat een eerder besluit van de staatssecretaris, dat een randvoorwaardenkorting van 100% oplegde, in strijd was met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De staatssecretaris werd opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Het College heeft in een latere uitspraak op 23 juli 2014 geoordeeld dat de staatssecretaris niet aan deze opdracht had voldaan, wat leidde tot de vernietiging van het besluit.

In de einduitspraak van 18 december 2014 heeft het College geoordeeld dat de beroepen tegen de besluiten 1 en 2 eveneens gegrond zijn, nu deze besluiten afhankelijk zijn van de uitkomst van het beroep tegen besluit 3. Het College heeft de bestreden besluiten vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om binnen vier weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van appellanten. De kostenveroordeling is niet uitgesproken, omdat de beroepen inhoudelijk samenhangen met het beroep tegen besluit 3, waarvoor al een kostenveroordeling was uitgesproken.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 12/1053 en 12/1054

Uitspraak van de meervoudige kamer van 18 december 2014 in de zaken tussen

vennootschap onder firma [naam 1]en
[naam 2], te [plaats], appellanten
(gemachtigde: mr. F.H. Damen),
en

de staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. J.E.W. Tieleman).

Procesverloop

Bij besluit van 29 maart 2012 heeft verweerder op grond van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 (de Regeling) de subsidie voor compensatie voor kosten I&R centrale databank 2011 vastgesteld op € 0,00. Bij besluit van 2 oktober 2012 (besluit 1) heeft verweerder het bezwaar van appellanten tegen dit besluit ongegrond verklaard.
Appellanten hebben tegen besluit 1 beroep ingesteld (12/1053).
Bij besluit van 27 maart 2012 heeft verweerder het op grond van de Regeling te ontvangen bedrag subsidieaanvraag compensatie kosten I&R centrale databank 2011 verrekend. Bij besluit van 2 oktober 2012 (besluit 2) heeft verweerder het bezwaar van appellanten tegen dit besluit ongegrond verklaard. Appellanten hebben tegen besluit 2 beroep ingesteld (12/1054).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 februari 2014. Partijen zijn verschenen bij hun gemachtigden. Voor appellanten is tevens verschenen [naam 2].
Bij beslissing van 8 mei 2014 heeft het College het onderzoek in beide zaken heropend en iedere verdere beslissing aangehouden.
Partijen hebben toestemming gegeven om een nader onderzoek ter zitting achterwege te laten.

Overwegingen

1. Bij besluit van 22 februari 2012 heeft verweerder op grond van de Regeling een randvoorwaardenkorting van 100 % opgelegd op de aan appellanten voor het jaar 2011 te verlenen rechtstreekse betalingen. Bij besluit van 2 oktober 2012 (besluit 3) heeft verweerder het hiertegen gerichte bezwaar van appellanten ongegrond verklaard. Appellanten hebben tegen besluit 3 beroep ingesteld (12/1052).
2. Bij tussenuitspraak van 8 mei 2014 (ECLI:NL:CBB:2014:188) heeft het College geoordeeld dat besluit 3 is genomen in strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en verweerder opgedragen om binnen zes weken na verzending van die uitspraak dat besluit met inachtneming van die uitspraak in overeenstemming te brengen met artikel 7:12 Awb dan wel een ander besluit daarvoor in de plaats te nemen, en het herstelde dan wel vervangende besluit aan het College toe te zenden. Het College heeft daarbij iedere verdere beslissing aangehouden.
3. Bij uitspraak van 23 juli 2014 (ECLI:NL:CBB:2014:295) heeft het College vervolgens geoordeeld dat verweerder niet heeft voldaan aan de in de tussenuitspraak gegeven opdracht. Het College heeft om die reden het beroep gegrond verklaard en besluit 3 vernietigd.
4. In de beslissing tot heropening van 8 mei 2014 heeft het College overwogen dat de uitkomst van de beroepen tegen de besluiten 1 en 2 afhankelijk is van de uitkomst van het beroep tegen besluit 3. Het College ziet geen aanleiding om hier thans anders over te oordelen. Nu het beroep tegen besluit 3 gegrond is, zal het College de beroepen tegen de besluiten 1 en 2 eveneens gegrond verklaren en ook deze besluiten vernietigen wegens strijd met artikel 7:12 Awb.
5. Het College ziet geen aanleiding om verweerder op grond van artikel 8:75, eerste lid, Awb te veroordelen in de door appellanten in verband met de behandeling van de beroepen gemaakte kosten. Redengevend daartoe is het gegeven dat deze beroepen in de zin van artikel 3, eerste en tweede lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht samenhangen met het beroep tegen besluit 3, nu de bezwaren tegen de drie besluiten inhoudelijk geheel dezelfde zijn, en het College reeds een kostenveroordeling heeft uitgesproken in het beroep tegen besluit 3.

Beslissing

Het College:
  • verklaart de beroepen gegrond en vernietigt de bestreden besluiten;
  • draagt verweerder op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van appellanten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C. Stuldreher, mr. R.F.B. van Zutphen en
mr. H.S.J. Albers, in aanwezigheid van mr. E. van Kerkhoven, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 december 2014.
w.g. S.C. Stuldreher w.g. E. van Kerkhoven