In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 14 april 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een appellant en de Staatssecretaris van Economische Zaken. De appellant had een verzoek om schadevergoeding ingediend, omdat op 27 maart 2013 strooisel en kuilgras van zijn weiland was verwijderd door de bedrijfsverzorging AB, in opdracht van de verweerder. De appellant stelde dat deze verwijdering in strijd was met de Flora- en faunawet, aangezien het weiland een weidevogelgebied is en er na 15 maart geen werkzaamheden mogen plaatsvinden. De appellant had de waarde van het verwijderde materiaal geschat op € 21.942,-.
De verweerder heeft het verzoek om schadevergoeding afgewezen, met het argument dat de verwijdering van het strooisel en kuilgras noodzakelijk was voor de uitvoering van een eerder opgelegde last onder bestuursdwang. De appellant voerde in beroep aan dat de verwijdering onrechtmatig was en dat de verweerder niet had aangetoond dat de Flora- en faunawet niet was overtreden. Het College overwoog dat de verwijdering van het strooisel en kuilgras inderdaad een uitvoering was van de last onder bestuursdwang en dat de bestuursrechter niet bevoegd was om te oordelen over het verzoek om schadevergoeding, omdat het een zuiver schadebesluit betrof.
Uiteindelijk oordeelde het College dat het beroep van de appellant gegrond was, het bestreden besluit van 11 juli 2014 vernietigd diende te worden en dat het bezwaar van de appellant tegen het besluit van 20 december 2013 niet-ontvankelijk verklaard moest worden. De verweerder werd ook veroordeeld in de proceskosten van de appellant, die op € 490,- werden vastgesteld. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 14 april 2015.