ECLI:NL:CBB:2015:333

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
29 september 2015
Publicatiedatum
8 oktober 2015
Zaaknummer
14/673
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag voor warmteterugwinningssysteem op koelinstallatie

In deze zaak heeft de Maatschap [naam] een beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun subsidieaanvraag in het kader van de Regeling LNV-subsidies. De aanvraag, ingediend op 16 september 2013, betrof een investering in een warmteterugwinningssysteem op koel- en persluchtinstallaties. Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven heeft op 29 september 2015 uitspraak gedaan. De staatssecretaris van Economische Zaken, als verweerder, had de aanvraag op 18 februari 2014 afgewezen, omdat het systeem niet voldeed aan de voorwaarden van de Energielijst. Het bestreden besluit, dat het bezwaar van appellante ongegrond verklaarde, werd door appellante bestreden. Tijdens de zitting op 10 maart 2015 was appellante niet aanwezig, maar de verweerder werd vertegenwoordigd door gemachtigden.

Het College overwoog dat de aanvraag niet voldeed aan de eisen van de Regeling, omdat de warmteterugwinningssystemen niet als zodanig konden worden ingediend. De appellante had in haar bezwaarschrift aangegeven dat de investering een uitbreiding op een bestaand systeem betrof, maar het College concludeerde dat de aanvraag niet correct was ingediend. De discussie over de duiding van de aanvraag leidde tot de conclusie dat de aanvraag ten onrechte als een warmteterugwinningssysteem was aangemerkt, terwijl deze in feite als een aanvraag voor een warmtepomp moest worden beschouwd. Het College verklaarde het beroep ongegrond, omdat de appellante niet had aangetoond dat de investering voldeed aan de voorwaarden voor subsidie.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 14/673
27811

uitspraak van de meervoudige kamer van 29 september 2015 in de zaak tussen

Maatschap [naam] , te [plaats] , appellante

(gemachtigde: mr. D. Pool),
en

de staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder

(gemachtigden: mr. M.M. de Vries en N. van Poorten).

Procesverloop

Bij besluit van 18 februari 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van appellante om subsidie in het kader van de Regeling LNV-subsidies, onderdeel investeringen in milieuvriendelijke maatregelen 2013, (de Regeling) afgewezen.
Bij besluit van 5 september 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 maart 2015. Appellante en haar gemachtigde zijn niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. Het College gaat uit van het volgende.
1.1
Artikel 2:37, eerste lid, van de Regeling bepaalt – kort gezegd – dat verweerder voor een investering als bedoeld in bijlage 2 bij deze regeling subsidie kan verstrekken aan landbouwondernemingen.
In bijlage 2, hoofdstuk 7, onderdeel A, van de Regeling staat, voor zover hier van belang, het volgende:

Categorie 4: energie-efficiëntie
1. De hierna opgesomde apparatuur, installaties of machines:
a. een warmtepomp als bedoeld in nummers 211103, 211104 en 221103 van bijlage 1 bij de Uitvoeringsregeling energie-investeringsaftrek 2001;
(…)
h. een warmteterugwinningssysteem op koel- of persluchtinstallaties als bedoeld onder nummer 220813 van bijlage 1 bij de Uitvoeringsregeling energie-investeringsaftrek 2001;
(…)”
1.2
In de door verweerder uitgegeven brochure Energie-investeringsaftrek
(EIA), Energielijst 2013 heeft code 211103 betrekking op de Warmtepomp en code 220813 het Warmteterugwinningssysteem op koel- of persluchtinstallaties. Onder de betreffende codes worden de betreffende bedrijfsmiddelen en voorzieningen beschreven.
1.3
Appellante heeft op 16 september 2013 een aanvraag om subsidie in het kader van de Regeling ingediend voor een investering in een warmteterugwinningssysteem op koel- en of persinstallatie.
1.4
Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag van appellante afgewezen, omdat het warmteterugwinningssysteem waarvoor appellante subsidie heeft gevraagd niet voldoet aan de voorwaarden van code 220813 van de Energielijst en bijgevolg niet onder die code valt.
1.5
Appellante heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. In het bezwaarschrift staat dat de investering in het koeldeksysteem een uitbreiding is op een bestaand systeem en dat de uitbreiding wordt aangesloten op een bestaande warmtepomp. Op 17 april 2014 is appellante naar aanleiding van het bezwaarschrift gehoord. Bij e-mailbericht van 21 augustus 2014 heeft (de toenmalige gemachtigde van) appellante in reactie op een e-mailbericht van verweerder van 27 februari 2014, waarin verweerder heeft vermeld dat een koeldeksysteem niet kan worden gemeld onder code 220813, maar dat het wel mogelijk is om dit systeem te melden als een warmtepomp en dat verweerder om die reden verzoekt het bedrijfsmiddel te melden onder code 211103, verweerder meegedeeld dat verweerder heeft aangegeven dat de investering gemeld kan worden onder code 211103 van de Energielijst.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van appellante ongegrond verklaard en de afwijzing van de aanvraag om subsidie gehandhaafd. Verweerder heeft hiertoe uiteengezet dat bij het primaire besluit geen subsidie is verleend, omdat de aangevraagde investering niet voldoet aan de omschrijving van code 220813 van de Energielijst. Uit de toelichting op de Energielijst, waarin staat dat niet de gehele koelinstallatie voor subsidie in aanmerking komt, valt immers af te leiden dat het warmteterugwinningssysteem dient te zijn voorzien van een compressiekoelmachine. Uit de overgelegde bescheiden blijkt niet dat een dergelijke compressiekoelmachine in het warmteterugwinningssysteem aanwezig is. Voorts heeft verweerder uiteengezet dat de investering waarvoor appellante subsidie heeft aangevraagd in principe voldoet aan de omschrijving van warmtepomp zoals bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 7, onder A, categorie 4, onder 1, van de regeling, hetgeen echter niet betekent dat de investering voor subsidie in aanmerking komt. Gebleken is dat de warmtepomp zelf, het belangrijkste element van de investering, al op het bedrijf van appellante aanwezig is, terwijl ook geen subsidie voor de warmtepomp zelf is aangevraagd, maar alleen voor het koeldek, de buffer, de besturing en de warmtewisselaarspakketten. Het is niet de bedoeling dat slechts onderdelen van investeringen voor subsidie in aanmerking komen. In de regeling is ook niet bepaald dat onderdelen van investeringen op zich subsidiabel zijn. Dit sluit aan bij artikel 1.2, tweede lid, van de Regeling, waarin is bepaald dat subsidie uitsluitend kan worden verstrekt voor activiteiten die zijn aangevangen op of na de subsidieverlening.
3. Appellante heeft in beroep – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd. Het bestreden besluit is curieus en onjuist. Het bespreekt twee onderdelen van de Energielijst, het warmteterugwinningssysteem en de warmtepomp. Appellante heeft geen investering ten behoeve van de warmtepomp (code 211103) aangevraagd dus de uiteenzetting in het bestreden besluit die daarop betrekking heeft doet niet ter zake. Wat betreft het warmteterugwinningssysteem (code 220813), valt uit de Toelichting op de Energielijst niet af te leiden dat het warmteterugwinningssysteem dient te zijn voorzien van een compressiekoelmachine. Er is namelijk niet aangegeven welke onderdelen van de koel- of persluchtinstallatie niet in aanmerking komen voor subsidie. Bovendien is in de Energielijst onder code 220813 opgenomen dat een warmteterugwinningssysteem op koelmachine bestaat uit eventueel een warmtepomp. Hierbij komt dat wel degelijk een compressie koelmachine op het bedrijf van appellante aanwezig is.
4. Verweerder heeft in het verweerschrift uiteengezet dat appellante een aanvraag heeft ingediend voor een investering in een warmteterugwinningssysteem op koel- of persinstallatie, dat appellante in het bezwaarschrift heeft aangegeven dat zij geen subsidie heeft aangevraagd voor de aanschaf van een warmteterugwinningssysteem maar voor de aankoop van een koeldeksysteem en dat dit koeldeksysteem na aanschaf zal worden aangesloten op een bestaande warmtepomp, dat uit de stukken bij de aanvraag tijdens de bezwaarfase is gebleken dat appellante een investering in een koeldeksysteem wenst te doen en dat een koeldeksysteem niet als een warmteterugwinningssysteem op koel- of persluchtinstallatie kan worden ingediend onder code 220813 van de Energielijst. Verder heeft verweerder uiteengezet dat appellante verweerder vervolgens via het e-mailbericht van appellante van 21 augustus 2014 heeft verzocht de investering te laten plaatsen onder code 211103 van de Energielijst, dat verweerder aan dit verzoek gehoor heeft gegeven, dat hij de aanvraag hieraan heeft getoetst en dat ook code 211103 van de Energielijst geen uitkomst kan bieden.
5. Het College overweegt als volgt. In beroep heeft appellante weliswaar gesteld dat zij geen investering ten behoeve van een warmtepomp (code 211103) heeft aangevraagd, maar appellante gaat daarmee voorbij aan de discussie die in de bezwaarfase tussen haar en verweerder heeft plaatsgevonden over de duiding van die aanvraag. Verweerder heeft in het verweerschrift onder verwijzing naar het bezwaarschrift en het e-mailbericht van appellante van 21 augustus 2014 uiteengezet dat en waarom hij de aanvraag van appellante in de bezwaarfase niet langer heeft aangemerkt als een aanvraag om een investering voor een warmteterugwinningssysteem (code 220813), maar als een aanvraag om een investering voor een warmtepomp (code 211103) en dat hij de aanvraag aan die voorwaarden heeft getoetst. Appellante heeft deze uiteenzetting niet gemotiveerd weersproken. Bij deze stand van zaken is het College van oordeel dat verweerder de aanvraag van appellante terecht heeft aangemerkt als een aanvraag om een investering voor een warmtepomp (code 211103) en de aanvraag terecht aan die voorwaarden heeft getoetst. Reeds om die reden faalt het betoog van appellante dat – kort gezegd – verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de investering niet voldoet aan de voorwaarden van een warmteterugwinningssysteem (code 220813). Aangezien appellante voorts in beroep niet heeft weersproken dat de investering niet voldoet aan de voorwaarden voor een warmtepomp (code 211103), zal het College het beroep ongegrond verklaren.
6. Het beroep is dus ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, mr. A. Venekamp en mr. M. de Mol, in aanwezigheid van mr. C.M. Leliveld, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 september 2015.
w.g. C.J. Waterbolk w.g. C.M. Leliveld