ECLI:NL:CBB:2015:382
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A. Venekamp
- W.M.J.A. Duret
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de vaststelling van bedrijfstoeslag op basis van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006
In deze zaak heeft appellant, een landbouwer, beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Economische Zaken inzake de vaststelling van zijn bedrijfstoeslag voor het jaar 2013. Het primaire besluit, genomen op 7 mei 2014, stelde de bedrijfstoeslag op nihil vast vanwege een dubbelclaim op perceel 1. Na bezwaar heeft de staatssecretaris het primaire besluit herroepen en de bedrijfstoeslag vastgesteld op € 21.919,60. Appellant heeft tegen dit bestreden besluit beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat hij niet op de hoogte was van de dubbelclaim en dat hij onevenredig zwaar wordt bestraft voor een fout die hij niet opzettelijk heeft gemaakt.
Tijdens de zitting op 13 augustus 2015 heeft appellant verklaard dat hij perceel 1 te groot heeft ingetekend, maar dat hij dit niet opzettelijk heeft gedaan. De staatssecretaris heeft echter vastgesteld dat de aanvraag van appellant niet correct was, omdat hij 14,87 ha had opgegeven terwijl hij slechts 6,13 ha in gebruik had. Het College heeft geoordeeld dat de staatssecretaris terecht de bedrijfstoeslag heeft vastgesteld op basis van de geconstateerde oppervlakte, verminderd met het vastgestelde verschil, omdat de totale geconstateerde oppervlakte meer dan 3% afwijkt van de aangevraagde oppervlakte.
Het College heeft verder overwogen dat appellant niet kan stellen dat hij perceel 4 had willen opgeven, omdat hij dit perceel bewust heeft weggelaten. De wetgeving, met name artikel 25 van Verordening 1122/2009, staat niet toe dat een landbouwer een gedeelte van de aanvraag intrekt nadat hij op de hoogte is gesteld van onregelmatigheden. Het College heeft geconcludeerd dat er geen sprake is van opzet, maar dat dit niet afdoet aan de onregelmatigheid in de aanvraag. De beroepsgrond van appellant dat de korting op de bedrijfstoeslag niet in verhouding staat tot de fout, werd verworpen.
Uiteindelijk heeft het College het beroep ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 12 november 2015.