In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 11 december 2015 uitspraak gedaan in het kader van een geschil tussen een kippenslachterij en de Staatssecretaris van Economische Zaken. De zaak betreft een maatregel die aan de kippenslachterij is opgelegd wegens overtredingen van de Regeling Dierlijke Producten en de Wet Dieren. De maatregel werd opgelegd na inspecties door de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA), waarbij verontreinigingen van kipkarkassen zijn geconstateerd tijdens slachtprocessen op 2, 4 en 7 december 2015. De kippenslachterij heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Staatssecretaris en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 10 december 2015 heeft de voorzieningenrechter de argumenten van beide partijen gehoord. De kippenslachterij werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde, bijgestaan door verschillende personen, terwijl de Staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter heeft besloten om het bestreden besluit te schorsen tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens is de Staatssecretaris veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van de kippenslachterij, die zijn vastgesteld op € 980,-.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat niet alle geconstateerde verontreinigingen als zodanig kunnen worden aangemerkt volgens de geldende regelgeving. Dit heeft geleid tot de conclusie dat het opleggen van de maatregel niet in overeenstemming is met het beleid van de Staatssecretaris, en dat het bestreden besluit naar verwachting in bezwaar niet gehandhaafd zal worden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is gedateerd op 11 december 2015.