Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 20 april 2016 in de zaak tussen
de maatschap [naam 1] te [plaats] , appellante
de staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Bezochte locatiemet het doel een inspectie uit te voeren in het kader van de
controle cross compliance melkveehouderij.
vloek) niet gediend van deze werkwijze.”
16 juni 2011, Marija Omejc, C-536/09 (ECLI:EU:C:2011:398, punten 28 en 29) van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat appellante de controle op
3 oktober 2013 – die niet behoefde te worden aangekondigd – heeft verhinderd, als bedoeld in artikel 26, tweede lid, van de Verordening. Het College sluit op zich zelf niet uit dat in zeer uitzonderlijke omstandigheden de landbouwer zich zou kunnen beroepen op een noodsituatie op het bedrijf die het voor hem onmogelijk maakte om op dat moment mee te werken aan de controle. In dit geval was echter van zo’n situatie geen sprake. Appellante heeft immers niet alle maatregelen genomen die in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs van haar hadden kunnen worden verlangd om te waarborgen dat toch een controle kon worden uitgevoerd. Het College kan op zich zelf wel enig begrip opbrengen voor het feit dat appellante de situatie die ontstond met de komst van de COKZ-controleur terwijl er op dat moment al een administratieve controle gaande was en er die dag ook gerooid moest worden, als hectisch heeft ervaren. Niettemin had van haar, als oplettende eigenaar van een landbouwbedrijf, kunnen worden verlangd de COKZ-controleur in ieder geval in contact te brengen met [naam 5] , die, naar appellante heeft uiteengezet, doorgaans de belangen van de maatschap behartigt op het gebied van naleving van de wet- en regelgeving en die op dat moment in de woning aanwezig was. Het mag zo zijn dat hij toen bezig was met een, tegelijkertijd plaatsvindende, administratieve controle door de NVWA, maar een contactmoment tussen [naam 5] , de controleur en wellicht ook tussen de controleurs onderling zou een praktische oplossing hebben kunnen bevorderen. Ter zitting heeft de COKZ-controleur in dat verband verklaard dat hij, bij nijpende situaties op het te controleren bedrijf, in overleg een andere keer terug had kunnen komen voor een onaangekondigde controle. Dit sluit aan bij hetgeen daaromtrent ook in het rapport is vermeld, te weten dat door de controleur aan alle drie de personen is gevraagd om een telefoonnummer, om op een ander moment een afspraak te maken voor de controle. Een telefoonnummer is toen evenwel niet aan de controleur verstrekt. Door de COKZ-controleur zonder enige vorm van overleg van haar bedrijf – in, minst gesproken, niet mis te verstane bewoordingen – weg te sturen en aldus de mogelijkheid van een oplossing teniet heeft gedaan, heeft appellante niet alle zorgvuldigheid aan de dag gelegd die, ook in de gegeven omstandigheden, van haar mocht worden gevergd.