Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
tussenuitspraak van de meervoudige kamer van 2 mei 2016 in de zaak tussen
[naam 1] , te [plaats 1] , appellante
de staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Melder zag 50 tot 60 chihuahua’s in de woonkamer, ongeveer 10 honden in de keuken, meerdere katten in de badkamer, slaapkamer nog onbekend, honden in de loods en 4 grote en 2 kleine boomers in de tuin (vol met klitten) en 1 papegaai.
Melder verhuurt de woning aan [naam 7] , de melder is vanwege het niet betalen van de borg gaan controleren. De melder trof daar tientallen honden, katten en vogels aan in een zwaar vervuilde woning. Overtreder [naam 7] heeft de woning net 1 maand in gebruik. Overtreder [naam 7] is niet op het adres aanwezig op het moment dat de melder aanwezig is op het bovengenoemd adres.
(…)
Er was een machtiging tot binnentreden afgegeven door Hovj [naam 9] voor zover nodig.
Op woensdag 4 december 2013, omstreeks 18.15 uur zijn wij toezichthouders, [naam 5] en [naam 2] , samen met brigadier [naam 6] de woning binnengetreden middels de verstrekte huissleutel. Wij roken een penetrante ammoniak geur wat kan duiden op het niet frequent reinigen en desinfecteren van de verblijfsruimten van de honden. De ammoniak lucht is niet bevorderlijk voor de gezondheid. Wij zagen veel ontlasting op de vloeren als mede urine. Gezien de hoeveelheid was hier zeker enkele dagen niet meer gereinigd en ontsmet. Wij zagen veel honden in een te kleine ruimte. De huisvesting zag er verwaarloosd en zeer onhygiënisch uit. De honden hadden te weinig ruimte, geen plek om zich terug te trekken, onvoldoende ligplaatsen (manden, dekens, etc.). De honden hadden te weinig plek om hun behoefte te doen. Het welzijn van de dieren is hierdoor benadeeld. Dit geldt zowel voor de boven en onderverdieping.
(…)
(…)
Na de komst van [naam 1] , echtgenote van [naam 7] , omstreeks 19.00 uur, hebben wij ons gelegitimeerd en de reden van onze komst aan haar medegedeeld. Hierna werd de ruimte in de schuur door overtreder geopend en hier zagen wij nog 26 honden in 3 rennen.
Omstreeks 19.30 uur kwam [naam 7] ter plaatse. Ook aan hem hebben wij ons gelegitimeerd en de reden van onze komst medegedeeld.
Daar er besmettingsgevaar was voor de volksgezondheid, werden alle honden in quarantaine gezet en overgebracht naar een, door Dienst Regelingen, aangewezen opslaghouder.
Op het moment van controle was er, gezien de aanwezigheid van een reële kans op besmettingsgevaar voor de volksgezondheid en het waarborgen van de gezondheid en welzijn van de dieren, geen enkele andere mogelijkheid andere passende maatregelen te treffen.
(…).”
Het welzijn van de dieren is ook benadeeld. De huisvesting zag er verwaarloosd en zeer onhygiënisch uit. De honden hadden te weinig ruimte, geen plek om zich terug te trekken, onvoldoende ligplaatsen (manden, dekens etc.). De honden hadden te weinig plek om hun behoefte te doen. In een ruimte waar de zoveel hondjes zijn, is het moeilijk om te zien of er een hond medische behoefte heeft. Ook was de ammoniak lucht niet bevorderlijk voor de gezondheid.
Vanuit hygiënische overwegingen moeten voer/water en uitwerpselen ver van elkaar gescheiden zijn. (…).
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat, gelet op de bevindingen van de toezichthouders, zoals beschreven in het toezichtrapport, en het verslag van de dierenarts, sprake was van overtredingen van de artikelen 36, eerste lid, en 37 van de Gwd. Volgens verweerder was de situatie zodanig spoedeisend dat het gerechtvaardigd was bestuursdwang toe te passen zonder voorafgaande last. De huisvestingssituatie van de honden was uitermate slecht, zonder dat op korte termijn een verbetering te verwachten viel. Ook waren de honden vanuit Duitsland naar Nederland gebracht zonder de vereiste gezondheidscertificaten van de Duitse autoriteiten. Vanwege de ongunstige combinatie van grote groepen honden, een zeer slechte hygiëne en een hoogst onduidelijke situatie inzake vaccinaties en meer in het bijzonder dat (lang) niet alle honden tegen rabiës waren ingeënt, bestond er een reële kans op besmetting en was ingrijpen met bestuursdwang zonder voorafgaande last geboden.
Appellante betwist niet dat zij voor de geïmporteerde honden moest beschikken over dierenpaspoorten. Zij stelt dat destijds een aantal paspoorten is overgelegd en dat toen de afspraak is gemaakt de ontbrekende paspoorten – die nog in Duitsland waren – later af te geven, maar dat deze naderhand werden geweigerd.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
Het College zal vervolgens appellante in de gelegenheid stellen om binnen vier weken schriftelijk haar zienswijze te geven over de wijze waarop de gebreken in het kostenbesluit zijn hersteld. In dat geval, en in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal het College in beginsel zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
Indien partijen in deze tussenuitspraak aanleiding zien om met elkaar in overleg te treden omtrent de hoogte van de aan appellante in rekening te brengen kosten, en de termijn voor het nemen van een nieuw besluit voor verweerder daardoor te kort zou blijken te zijn, zal het College op verzoek van en in overleg met partijen een nadere termijn vaststellen.
Beslissing
- draagt verweerder op om binnen drie maanden na verzending van deze tussenuitspraak de gebreken in het kostenbesluit te herstellen, dan wel een ander besluit hiervoor in de plaats te nemen met inachtneming van de overwegingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.