In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 25 maart 2016, wordt de subsidieaanvraag van Stichting Kenniscentrum Windturbine Materialen en Constructies voor het project MIMIC beoordeeld. De appellante, als penvoerder van een samenwerkingsverband, had subsidie aangevraagd voor een project dat zich richt op industrieel onderzoek binnen de Subsidieregeling energie en innovatie. De minister van Economische Zaken had in een eerder besluit subsidie verleend, maar bij een later besluit het bezwaar van appellante ongegrond verklaard, wat leidde tot het beroep bij het College.
De kern van de zaak draait om de classificatie van de werkpakketten binnen het project als fundamenteel of industrieel onderzoek. De minister stelde dat de werkpakketten 3 en 5, die gericht zijn op het ontwikkelen van nieuwe kennis met een praktische toepassing, als industrieel onderzoek moeten worden aangemerkt. Appellante betoogde echter dat deze werkpakketten volledig fundamenteel onderzoek betreffen, gedreven door nieuwsgierigheid en gericht op wetenschappelijke publicatie.
Het College oordeelt dat de minister terecht heeft geoordeeld dat de werkpakketten 3 en 5 als industrieel onderzoek moeten worden gekwalificeerd. De werkzaamheden zijn immers gericht op praktische toepassingen in de context van offshore windturbines, wat in strijd is met de definitie van fundamenteel onderzoek. Het College verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van de minister, zonder aanleiding voor proceskostenveroordeling.