Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Uitspraak van de meervoudige kamer van 26 april 2017 op het hoger beroep van:
[betrokkene 1] AA ( [betrokkene 1] ) en [betrokkene 2] AA ( [betrokkene 2] ), te [plaats 1] , appellanten
(gemachtigde: mr. E.C.A. Nass),
[klager 1] ( [klager 1] ), [klager 2] ( [klager 2] ) en
Procesverloop in hoger beroep
Grondslag van het geschil
€ 122.943 over 2012 is bijgeboekt waarvoor geen onderbouwing bestaat en dat evenmin onderbouwing bestaat voor de voorraadwaarde van € 30.000.
Uitspraak van de accountantskamer
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
Appellanten hebben grieven aangevoerd tegen de gegrondverklaring van de klachtonderdelen a en b. Zij vinden dat de bestreden uitspraak geen stand kan houden, omdat het door [klager 1] , [klager 2] en [klager 3] gestelde geenszins inhoudt dat sprake is van onvoldoende zorgvuldig of onvoldoende professioneel handelen, althans naar de mening van appellanten is niet aannemelijk gemaakt dat zij tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld.
€ 122.943 nadere inlichtingen hadden moeten inwinnen. In de gegeven omstandigheden was geen sprake van een situatie waarin zij constateerden of hadden moeten constateren dat de door [onderneming] aangeleverde informatie niet juist of niet volledig was.
Beslissing
- verklaart klachtonderdeel b ongegrond;
- legt aan elk van appellanten de maatregel van waarschuwing op.
mr. P.M. van der Zanden, in aanwezigheid van mr. C.G.M. van Ede, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 april 2017.