ECLI:NL:CBB:2017:184

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
15 mei 2017
Publicatiedatum
6 juni 2017
Zaaknummer
16/783 en 16/784
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • E.R. Eggeraat
  • H. Bolt
  • T.P.J.N. van Rijn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing S&O-verklaring voor ontwikkeling van programmatuur door Alhan Investments B.V. en Fitcons Group B.V.

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 15 mei 2017, zijn de beroepen van Alhan Investments B.V. en Fitcons Group B.V. tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een S&O-verklaring aan de orde. De aanvragen waren gedaan op basis van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (Wva) voor de ontwikkeling van een visuele planningstool binnen het SAP-softwarepakket. De minister van Economische Zaken had de aanvragen afgewezen, omdat de appellanten onvoldoende aannemelijk hadden gemaakt dat hun werkzaamheden gericht waren op de ontwikkeling van technisch nieuwe programmatuur. De appellanten voerden aan dat de werkzaamheden, waaronder het bedenken van een algoritme, wel degelijk aan de eisen van de WBSO-regeling voldeden. Het College oordeelde echter dat de appellanten niet voldoende technische knelpunten hadden benoemd en dat de werkzaamheden niet direct en uitsluitend gericht waren op de ontwikkeling van nieuwe programmatuur. De conclusie was dat de aanvragen terecht waren afgewezen en de beroepen ongegrond werden verklaard.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 16/783, 16/784
27000

uitspraak van de meervoudige kamer van 15 mei 2017 in de zaken tussen

Alhan Investments B.V. (Alhan) te Breda en

Fitcons Group B.V.(Fitcons) te Breda, appellanten
(gemachtigde: [naam] )
en

de minister van Economische Zaken, verweerder

(gemachtigden: mr. J. van Essen en ir. drs. G.J. Bolks).

Procesverloop

Bij twee besluiten van 17 maart 2016 (primaire besluiten) heeft verweerder de aanvragen van appellanten om een S&O-verklaring afgewezen.
Bij twee besluiten van 21 juli 2016 (bestreden besluiten) heeft verweerder de bezwaren van appellanten tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.
Appellanten hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 februari 2017. De beroepen zijn gevoegd behandeld. De gemachtigden van partijen zijn verschenen.

Overwegingen

1. Het College gaat uit van de volgende, in dit geding van belang zijnde, feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellanten hebben, ieder voor zich, op 22 november 2015 bij verweerder een S&O-verklaring op grond van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (Wva) (ook wel WBSO-regeling genoemd) aangevraagd voor de periode januari tot en met december 2016. De aanvragen hebben betrekking op hetzelfde project, in de aanvraag van Alhan ‘SAP Rental - Assessment van planning board’, genoemd en in de aanvraag van Fitcons ‘SAP Rental - Assessment van planning board requirement en andere web enabled grafische schermen voor de Fit-Rent verhuur oplossing’ genoemd. Het project heeft betrekking op de ontwikkeling voor gebruik van een nog niet bestaande gebruiksvriendelijke visuele planningstool voor de verhuur van equipment in het bestaande bedrijfssoftwarepakket SAP. Alhan heeft in haar aanvraag vermeld dat voor het project naar verwachting in totaal 1000 uren zullen worden besteed aan speur- en ontwikkelingswerk (S&O). De werkzaamheden houden blijkens het verslag van de hoorzitting in bezwaar in: het maken van het technisch ontwerp, het vinden van de insteek in SAP en het vervullen van een coachende rol. Fitcons heeft in haar aanvraag vermeld dat voor het project naar verwachting 2000 uren zullen worden besteed aan S&O. De werkzaamheden betreffen blijkens voormeld verslag programmeerwerkzaamheden. Dat gebeurt met hulp en ondersteuning van externe partijen waarvoor geen S&O-verklaring is aangevraagd. Met een e-mail van 25 januari 2016 en een daarbij gevoegde brief van 20 januari 2016 heeft verweerder appellanten om een nadere toelichting gevraagd met betrekking tot de gestelde technisch nieuwe knelpunten. Met een e-mail van 8 februari 2016 hebben appellanten nadere informatie verstrekt. Verweerder heeft appellanten op 12 februari 2016 en 8 maart 2016 telefonisch bericht dat de aanvragen zullen worden afgewezen.
1.2.
Bij de primaire besluiten heeft verweerder de aanvragen afgewezen.
1.3.
Bij de bestreden besluiten heeft verweerder de bezwaren van appellanten tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard en die besluiten gehandhaafd. Daaraan is ten aanzien van beide appellanten ten grondslag gelegd dat zij onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat de werkzaamheden waarvoor zij een S&O-verklaring hebben aangevraagd direct en uitsluitend zijn gericht op de ontwikkeling van voor hen technisch nieuwe (onderdelen van) programmatuur zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid onderdeel p, van de Wva. Daartoe is in de bestreden besluiten verder nog vermeld dat appellanten geen technische knelpunten hebben genoemd die door henzelf worden onderzocht en opgelost en dat zij evenmin aannemelijk hebben gemaakt dat hun eigen werkzaamheden direct en uitsluitend gericht zijn op het aantonen van voor hen onzekere en nieuwe informatietechnologische werkingsprincipes. In het tot Alhan gerichte bestreden besluit is verder nog vermeld dat Alhan geen programmatuur vastlegt in een formele programmeertaal als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel q, van de Wva en dat alleen al om die reden de werkzaamheden van Alhan niet in aanmerking kunnen komen voor de Wva.
2. Het College overweegt als volgt.
2.1.
Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder p, aanhef en ten 2o, van de Wva, wordt - voor zover thans van belang - onder S&O verstaan: werkzaamheden, direct en uitsluitend gericht op de ontwikkeling van voor de S&O-inhoudingsplichtige of de S&O-belastingplichtige technisch nieuwe (onderdelen van) programmatuur. Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder q, van de Wva, zoals die bepaling ten tijde van belang luidde, wordt onder programmatuur verstaan: het niet-fysieke, logische deelsysteem van een informatiesysteem dat de structuur van de gegevens en van de verwerkingsprocessen bepaalt voor zover dat deelsysteem is vastgelegd in een formele programmeertaal.
2.2.
Appellanten hebben in beroep aangevoerd dat de door hen in hun aanvragen vermelde werkzaamheden ten onrechte door verweerder in het bestreden besluit niet als S&O zijn aangemerkt. Appellanten zijn van mening dat de in het kader van hun project opgevoerde werkzaamheden, te weten het bedenken, het maken en het embedden van de planningstool in SAP, voldoen aan de eisen van de WBSO-regeling. De door hen te ontwikkelen visuele planningstool bestaat binnen de SAP technologie immers nog niet. Een tool is, anders dan verweerder stelt, geen functionaliteit. Voor de tool moet een algoritme worden bedacht. Het bedenken van een algoritme, dat wordt geschreven in ABAP, is één van de moeilijkste dingen. Het programmeren zelf is minder moeilijk. Het standpunt van verweerder dat de werkzaamheden “niet direct en uitsluitend gericht zijn op het aantonen van onzekere en nieuwe informatietechnologische werkingsprincipes” is volgens appellanten onjuist.
2.3.
Ter beoordeling staat de vraag of verweerder terecht heeft geweigerd om aan appellanten op hun aanvragen een S&O-verklaring te verlenen. Deze vraag moet worden beantwoord aan de hand van de concrete feiten en omstandigheden van het geval. In een aanvraagsituatie, als waarvan in dit geding sprake is, is het in beginsel aan de aanvrager om daarover duidelijkheid te verschaffen. Zoals het College eerder heeft overwogen in uitspraken van 16 juni 2015, ECLI:NL:CBB:2015:213 en 18 juli 2016, ECLI:NL:CBB:2016:257 is het voor verweerder noodzakelijk om van de aanvrager voldoende gegevens te verkrijgen om te kunnen beoordelen of de werkzaamheden waarvoor een verklaring wordt aangevraagd al dan niet onder de werkingssfeer van de Wva vallen.
2.4.
Het College is op grond van de beschikbare gegevens van oordeel dat verweerder moet worden gevolgd in zijn standpunt dat appellanten met de door hen verstrekte informatie in hun aanvragen en in hun nadere toelichting steeds slechts een functionele beschrijving hebben gegeven van datgene wat zij als resultaat wenselijk achten, namelijk een te ontwikkelen visuele planningstool voor verhuur binnen de SAP technologie. Het door appellanten ingenomen standpunt dat de realisatie van de te ontwikkelen planningstool puur technisch is en dat het bedenken van een algoritme een grote technische uitdaging is, maakt dat niet anders. Met verweerder is het College van oordeel dat appellanten niet, althans onvoldoende, duidelijk hebben gemaakt welke concrete technische knelpunten dienden te worden opgelost en de oplossingsrichtingen die appellanten daarbij voor ogen stonden. De door appellanten gestelde omstandigheid dat de aan de orde zijnde technische knelpunten slechts kunnen worden besproken met mensen die voldoende kennis hebben van SAP-software, en dat die niet tijdens de hoorzitting in bezwaar aanwezig waren, zodat daar toen slechts conceptueel en niet technisch over de knelpunten kon worden gesproken, baat appellanten niet. Het College volgt verweerder in diens standpunt dat appellanten de technische knelpunten in ieder geval in hun aanvraag of nader verstrekte informatie concreet hadden moeten benoemen. Het College gaat er met verweerder vanuit dat de beoordelaars in dienst van verweerder voldoende kennis hebben van informatica om aan de hand van de door appellanten genoemde technische knelpunten te kunnen beoordelen of er sprake is van werkzaamheden gericht op het ontwikkelen van voor appellanten technisch nieuwe (onderdelen van) programmatuur als bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder p, aanhef en ten 2o, van de Wva. Nu appellanten die technische knelpunten in het geheel niet hebben benoemd, heeft die beoordeling om die reden niet kunnen plaatsvinden. Uit 2.3 volgt dat dit voor risico van appellanten komt.
2.5.
De conclusie is dat verweerder de aanvragen van appellanten om een S&O-verklaring terecht heeft afgewezen. De in dit geding verder nog aan de orde gestelde vraag of in het tot Alhan gerichte bestreden besluit met juistheid is vermeld dat Alhan geen S&O verricht al omdat zij geen programmatuur vastlegt in een formele programmeertaal, wat daar van zij, behoeft gelet op het vorenstaande in dit geding geen verdere bespreking. De beroepen slagen niet en zullen ongegrond worden verklaard.
3. Voor proceskostenveroordelingen bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.R. Eggeraat, mr. H. Bolt en mr. T.P.J.N. van Rijn,
in aanwezigheid van mr. J.W.E. Pinckaers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2017.
w.g. E.R. Eggeraat w.g. J.W.E. Pinckaers