In deze zaak, behandeld door het College van Beroep voor het Bedrijfsleven, heeft appellant, een niet nader genoemde partij, beroep ingesteld tegen besluiten van de staatssecretaris van Economische Zaken. De zaak betreft een last onder bestuursdwang die aan appellant was opgelegd wegens overtredingen van de Wet Dieren. Het College heeft op 22 mei 2017 uitspraak gedaan in deze zaak, die onder zaaknummer 16/66 viel.
De appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 18 december 2015, waarin het bezwaar gedeeltelijk gegrond werd verklaard, maar de last onder bestuursdwang werd gehandhaafd. Na herstelmaatregelen door verweerder, werd op 26 april 2016 een kostenbesluit genomen, waarin de kosten van de bestuursdwang werden vastgesteld op € 8.112,36. Appellant maakte bezwaar tegen dit kostenbesluit, dat door verweerder aan het College werd doorgestuurd.
Bij het bestreden besluit van 27 oktober 2016 heeft verweerder het bestuursdwangbesluit en het kostenbesluit herroepen. Het College concludeerde dat er onvoldoende basis was voor het opleggen van de last onder bestuursdwang en dat de gemaakte kosten niet op appellant verhaald konden worden. Tijdens de zitting op 8 mei 2017 was appellant niet aanwezig, maar verweerder was vertegenwoordigd.
Het College oordeelde dat, ondanks de intrekking van het bestuursdwangbesluit en het kostenbesluit, appellant nog steeds belang had bij de beoordeling van de besluiten, omdat hij schade had geleden. Het College verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit 1 en het kostenbesluit gegrond, vernietigde deze besluiten, maar verklaarde zich onbevoegd ten aanzien van het verzoek om schadevergoeding, omdat het gevraagde bedrag van € 34.580,00 de bevoegdheid van het College overschreed. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en verweerder werd opgedragen het griffierecht van € 168,00 aan appellant te vergoeden.