ECLI:NL:CBB:2017:223

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
15 juni 2017
Publicatiedatum
21 juli 2017
Zaaknummer
16/523 en 16/524
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van geheimhoudingsverzoek door de Autoriteit Financiële Markten in hoger beroep

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 15 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de Autoriteit Financiële Markten (AFM) over de beperking van de kennisneming van bepaalde documenten. De appellanten, [naam 1] B.V. en [naam 2], hebben hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 21 april 2016. De AFM had verzocht om beperking van de kennisneming van documenten op grond van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat deze documenten vertrouwelijke informatie bevatten die concurrentiegevoelig zou zijn. Het College heeft echter geoordeeld dat de argumenten van de AFM onvoldoende zijn om de beperking van de kennisneming te rechtvaardigen. Het College heeft vastgesteld dat de stukken B1 en B2, die betrekking hebben op het interne boetebeleid van de AFM, geen persoonlijke beleidsopvattingen zijn zoals bedoeld in de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De AFM heeft betoogd dat openbaarmaking van deze documenten zou leiden tot calculerend gedrag van marktpartijen, maar het College heeft dit niet onderbouwd geacht. De beslissing van het College houdt in dat de documenten teruggezonden worden aan de AFM, die verplicht is om binnen twee dagen een ongekuiste versie van deze stukken aan het College en de andere partijen toe te sturen.

Uitspraak

beslissing

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 16/523 en 16/524
22311
beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in de hoger beroepen van

[naam 1] B.V. en [naam 2] , beide te [plaats] , appellanten

(gemachtigde: mr. M.R. Hosemann),

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 21 april 2016, kenmerken ROT 15/5377 en 15/5379, in de gedingen tussen

appellanten

en

Stichting Autoriteit Financiële Markten (AFM)

(gemachtigden: mr. A.J. Boorsma, mr. J.A. Nijland en mr. J.R. Baas).

Procesverloop

Appellanten hebben hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam (rechtbank) van 21 april 2016 (ECLI:NL:RBROT:2016:2880).
AFM heeft de vertrouwelijke versie van een aantal gedingstukken overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) medegedeeld dat uitsluitend het College kennis zal mogen nemen van deze stukken.
Het betreft de volgende stukken:
- B1 “Intern Boetetoemetingsbeleid” van 25 maart 2015;
- B2 “Matigingsbeleid” van 23 maart 2015.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist het College of de weigering dan wel beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is.
2. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het beroep relevante informatie en het belang dat het College beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daar tegenover staat dat openbaarmaking van bepaalde gegevens het belang van een of meer partijen onevenredig kan schaden, terwijl AFM er belang bij heeft ook in de toekomst de informatie, waaronder concurrentiegevoelige gegevens, aangeleverd te krijgen die zij voor een goede uitoefening van haar taken nodig heeft.
3. AFM betoogt dat de stukken B1 en B2 (tezamen: het boetebeleid) zijn opgesteld ten behoeve van intern beraad. Deze stukken bevatten de uitkomst van een gedachtewisseling binnen het team bestuurlijke boetes van AFM over de vraag hoe de hoogte van boetes op een consistente wijze kan worden vastgesteld. De inhoud daarvan moet daarom worden aangemerkt als persoonlijke beleidsopvattingen als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Het boetebeleid is bedoeld als interne instructie en handleiding voor de betrokken medewerkers van AFM. Het biedt uitsluitend aanknopingspunten en is geenszins uitputtend bedoeld. De aard van de stukken maakt dat derden hieraan geen rechten kunnen ontlenen. Als derden zich op het boetebeleid zouden kunnen beroepen, zou volgens AFM ernstig afbreuk worden gedaan aan de bedoeling waarmee het is opgesteld. Mocht dit betoog niet worden gevolgd, dan zou het verzoek in ieder geval moeten worden toegewezen voor de draagkrachttabel op bladzijde 4-5 van stuk B1. AFM vreest dat openbaarmaking van deze tabel zal leiden tot calculerend gedrag van marktpartijen, omdat dit hen kennis zou geven van (de achtergronden van) de methode, technieken en afwegingen die AFM hanteert bij het vaststellen van de draagkracht.
4. Hetgeen AFM ter motivering van haar geheimhoudingsverzoek heeft aangevoerd, is naar het oordeel van het College onvoldoende om de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd te achten. Daargelaten of de stukken B1 en B2 zijn opgesteld ten behoeve van intern beraad, bevatten die stukken gelet op de algemene aard en strekking daarvan geen persoonlijke beleidsopvattingen als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Wob. Ook beperking van de kennisneming van (alleen) de draagkrachttabel acht het College niet gerechtvaardigd. Ook al valt niet ieder calculerend gedrag door een overtreder uit te sluiten, ziet het College niet in dat openbaarmaking van de draagkrachttabel het risico op dit gedrag dusdanig vergroot dat daardoor de effectiviteit van het toezicht van AFM wordt ondergraven. Het verzoek om beperking van de kennisneming wordt derhalve afgewezen.
5. Het College stuurt de stukken B1 en B2 terug aan AFM. AFM is verplicht deze stukken in te sturen en dient binnen twee dagen na de verzending van deze beslissing een nieuwe versie van deze stukken aan het College en de andere partijen toe te sturen. Stuurt AFM een of meer stukken niet in, dan kan het College daaruit de gevolgtrekkingen maken die hem geraden voorkomen.

Beslissing

Het College:
- beslist dat beperking van de kennisneming van de stukken B1 en B2 niet gerechtvaardigd is;
- bepaalt dat deze documenten worden teruggezonden aan AFM;
- verzoekt AFM binnen twee dagen na heden een ongekuiste versie van de stukken B1 en B2 aan het College en de andere partijen toe te sturen.
Aldus genomen door mr. R.C. Stam, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Vroege als griffier, op 14 juni 2017.
w.g. R.C. Stam w.g. A.N. Vroege