ECLI:NL:CBB:2017:315
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake overtreding van de Meststoffenwet en proceskostenveroordeling
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 20 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de staatssecretaris van Economische Zaken. De appellanten, bestaande uit vier vennootschappen, waren eerder door de rechtbank Zeeland-West-Brabant veroordeeld voor het niet naleven van de verantwoordingsplicht onder de Meststoffenwet. De staatssecretaris had bestuurlijke boetes opgelegd aan de appellanten wegens het niet kunnen verantwoorden van een aanzienlijke hoeveelheid fosfaat die was aangevoerd en opgeslagen. De rechtbank had de beroepen van de appellanten ongegrond verklaard, maar in hoger beroep hebben appellanten 1 en 2 betwist dat zij als medeplegers van de overtreding konden worden aangemerkt. Het College oordeelde dat de staatssecretaris niet voldoende had aangetoond dat appellanten 1 en 2 een nauwe en bewuste samenwerking hadden met appellante 3, die als pleger van de overtreding werd beschouwd. Het College vernietigde de eerdere uitspraak voor wat betreft appellanten 1 en 2, herroept de opgelegde boetes en verklaart hun beroepen gegrond. Voor appellant 4, die feitelijk leiding zou hebben gegeven aan de overtreding, bleef de boete intact, omdat hij niet had aangetoond dat hij niet verantwoordelijk was voor de overtreding. De staatssecretaris werd veroordeeld in de proceskosten van appellanten 1 en 2.