ECLI:NL:CBB:2017:322
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- R.R. Winter
- A. Venekamp
- H.L. van der Beek
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van betalingsrechten op grond van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 9 oktober 2017, zaaknummer 16/503, staat de toewijzing van betalingsrechten op grond van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB centraal. Appellant, een landbouwer, had in 2015 een aanvraag ingediend voor toewijzing van betalingsrechten en de vergroeningsbetaling. Echter, zijn aanvraag werd afgewezen omdat hij in 2013 geen recht had op een directe betaling van minimaal €500,- en niet voldeed aan de voorwaarden voor het verkrijgen van betalingsrechten. De verweerder, de staatssecretaris van Economische Zaken, had eerder twee primaire besluiten genomen waarin de aanvragen van appellant werden afgewezen. Het bestreden besluit verklaarde het bezwaar van appellant ongegrond.
Tijdens de zitting op 19 januari 2017 was appellant niet aanwezig, maar zijn gemachtigden waren wel aanwezig. De overwegingen van het College waren dat appellant niet voldeed aan de voorwaarden die gesteld zijn in de Europese regelgeving, met name Verordening 1307/2013. Het College oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag van appellant terecht was, omdat hij niet aan de vereisten voldeed. Appellant had in het verleden weliswaar toeslagrechten gehad, maar deze waren niet verzilverd, wat zijn aanvraag verder bemoeilijkte.
Het College concludeerde dat de keuze van de Uniewetgever voor een referentiejaar dat in het verleden lag, niet onevenredige gevolgen had voor appellant. De uitspraak benadrukt dat de voorwaarden voor toewijzing van betalingsrechten strikt zijn en dat er geen ruimte is voor een belangenafweging als niet aan deze voorwaarden wordt voldaan. Uiteindelijk werd het beroep van appellant ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.