Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
[naam 4] RA(betrokkene)
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de accountantskamer, waarin de klacht van appellanten over de goedkeurende verklaringen van de accountant bij de jaarrekeningen van MFB en PCEEPF werd afgewezen. De appellanten, waaronder [naam 1] B.V. en [naam 2], hebben de accountant verweten dat hij ten onrechte goedkeurende verklaringen heeft afgegeven bij de jaarrekeningen 2011 en 2012 van MFB en PCFB, en de jaarrekeningen 2012 en 2013 van PCEEPF. De klachten omvatten onder andere het niet opnemen van een vrijval van een materiële voorziening, het niet melden van fiscale fraude, en het niet verantwoorden van kosten voor uitbestede beheeractiviteiten. De accountantskamer heeft de klachten ongegrond verklaard, wat de appellanten niet konden aanvaarden. Tijdens de zitting op 26 januari 2017 hebben de appellanten hun bezwaren verder toegelicht, maar het College van Beroep voor het Bedrijfsleven oordeelde dat de accountantskamer de feiten correct had vastgesteld en dat de accountant niet tekort was geschoten in zijn controlewerkzaamheden. Het College verklaarde het hoger beroep ongegrond, waarbij het de grieven van appellanten niet volgde en de beslissing van de accountantskamer bevestigde.