ECLI:NL:CBB:2017:388

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
6 oktober 2017
Publicatiedatum
30 november 2017
Zaaknummer
17/134
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een randvoorwaardenkorting op GLB-inkomenssteun wegens gebrek aan bewijs van overtreding

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 6 oktober 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een appellant en de staatssecretaris van Economische Zaken. De appellant had een randvoorwaardenkorting van 3% opgelegd gekregen op zijn aangevraagde GLB-subsidies voor het jaar 2014, omdat hij volgens de staatssecretaris een gewasbeschermingsmiddel niet op de juiste manier had gebruikt. De appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard door de staatssecretaris. Hierop heeft de appellant beroep ingesteld bij het College.

Tijdens de zitting op 25 augustus 2017, waar de appellant en zijn gemachtigde aanwezig waren, is het onderzoek gevoegd met een andere zaak (16/570). Na de behandeling zijn de zaken gesplitst. Het College heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de staatssecretaris niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de appellant de hem verweten overtreding heeft begaan. De appellant ontkende dat hij het gewasbeschermingsmiddel op het desbetreffende talud had gebruikt. Het College oordeelde dat de staatssecretaris tekort is geschoten in het bewijs en dat de randvoorwaardenkorting niet terecht was opgelegd.

Het College heeft het bestreden besluit vernietigd en het primaire besluit herroepen, waarbij het heeft bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit. Tevens is er geen vergoeding voor proceskosten toegekend, maar is de staatssecretaris wel opgedragen het betaalde griffierecht aan de appellant te vergoeden.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 17/134
5101

uitspraak van de meervoudige kamer van 6 oktober 2017 in de zaak tussen

[naam] , te [plaats] , appellant

en

de staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. ing. H.D. Strookman).

Procesverloop

Bij besluit van 15 september 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder op grond van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 (Regeling) een randvoorwaardenkorting van 3% toegepast op de door appellant in het jaar 2014 aangevraagde GLB-subsidies.
Bij besluit van 8 december 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellant ongegrond verklaard.
Appellant heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met de zaak 16/570, plaatsgevonden op 25 augustus 2017. Appellant is verschenen. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. In de zaak 16/570 heeft appellant zich laten bijstaan door mr. W.P.N. Remie. Na de behandeling ter zitting zijn de zaken gesplitst. In de zaak 16/570 wordt heden afzonderlijk uitspraak gedaan.

Overwegingen

1.1
Appellant heeft voor 2014 rechtstreekse betalingen aangevraagd.
1.2
Op 18 december 2014 heeft een medewerker van het Waterschap Aa en Maas geconstateerd dat een glyfosaathoudend gewasbeschermingsmiddel is gebruikt op een talud.
1.3
Bij het primaire besluit heeft verweerder aan appellant een randvoorwaardenkorting opgelegd in verband met de niet-naleving van de verplichting een gewasbeschermingsmiddel op de juiste manier en volgens de voorschriften te gebruiken. Voor die overtreding heeft de staatssecretaris tevens aan appellant een bestuurlijke boete opgelegd. Daarop ziet de zaak 16/570.
1.4
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de in het primaire besluit toegepaste randvoorwaardenkorting gehandhaafd.
2. De Regeling is per 1 januari 2015 vervangen door de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB. Ingevolge artikel 5.1, tweede lid, van die Uitvoeringsregeling blijft de Regeling van toepassing ten aanzien van aanvragen die op grond van die regeling zijn ingediend vóór 1 januari 2015. Verweerder heeft bij zijn besluitvorming dan ook terecht toepassing gegeven aan de Regeling (zie de uitspraak van 29 juni 2017, ECLI:NL:CBB:2017:276).
3.1
Appellant ontkent dat hij het desbetreffende talud met een gewasbeschermingsmiddel heeft bespoten. Daarom heeft hij naar zijn mening ook geen randvoorwaarde overtreden.
3.2
Het College heeft in zijn uitspraak van heden in de zaak 16/570 geoordeeld dat verweerder is tekort geschoten in het bewijs dat appellant de hem verweten overtreding heeft begaan. Hiertoe heeft het College – kort gezegd – overwogen dat hij in de verklaring van appellant, anders dan verweerder, alleen leest dat hij een gewasbeschermingsmiddel op een ander talud heeft gebruikt en dat verweerder niet anderszins heeft aangetoond dat appellant het gewasbeschermingsmiddel op het desbetreffende talud heeft gebruikt.
3.3
Anders dan verweerder acht het College niet aannemelijk dat het gewasbeschermingsmiddel op het talud is terechtgekomen bij het bespuiten door appellant van de aardappelen op zijn aangrenzende perceel. Het talud is immers, naar de gemachtigde van verweerder ter zitting heeft erkend, pas na het rooien van de aardappelen bespoten.
4. Uit het voorgaande volgt dat het beroep gegrond is en dat het bestreden besluit moet worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 (het zorgvuldigheidsbeginsel) en artikel 7:12, eerste lid (het motiveringsbeginsel), van de Algemene wet bestuursrecht. Het College ziet aanleiding om – evenals in de zaak 16/570 – het primaire besluit te herroepen en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit.
5. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

Het College:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 168,- aan appellant te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Venekamp, mr. R.C. Stam en mr. H.L. van der Beek, in aanwezigheid van mr. I.C. Hof, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
6 oktober 2017.
w.g. A. Venekamp w.g. I.C. Hof