In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 8 maart 2017 uitspraak gedaan in het geschil tussen een appellant en de staatssecretaris van Economische Zaken over de herziening van de bedrijfstoeslag voor het jaar 2012. Het primaire besluit van 24 september 2015, waarin de bedrijfstoeslag opnieuw werd vastgesteld, is door de staatssecretaris gedeeltelijk herroepen na bezwaren van de appellant. De appellant heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 24 maart 2016, waarin de bezwaren gedeeltelijk gegrond zijn verklaard.
De kern van het geschil betreft de subsidiabele oppervlakte van perceel 1, dat door de appellant is opgegeven als blijvend grasland. De staatssecretaris betwist dit en stelt dat luchtfoto's aantonen dat het perceel niet volledig uit grasland bestaat, maar ook uit andere vegetatie en een vijver. De appellant betoogt dat het perceel extensief wordt gebruikt en dat de luchtfoto's niet de juiste weergave geven van de subsidiabiliteit van het perceel.
Het College heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de bedrijfstoeslag op basis van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 heeft vastgesteld, maar dat de Regeling per 1 januari 2015 is vervallen. Het College oordeelt dat de Regeling van toepassing blijft op aanvragen die voor deze datum zijn ingediend. Het College heeft het beroep van de appellant gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om binnen tien weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het zorgvuldigheidsbeginsel in acht moet worden genomen. Tevens is de staatssecretaris opgedragen het betaalde griffierecht aan de appellant te vergoeden.