ECLI:NL:CBB:2018:108
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Herroeping van superheffing en vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 14 maart 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen [naam 1] U.A. i.o. en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De zaak betreft de oplegging van een superheffing aan appellante wegens overschrijding van het melkquotum over de heffingsperiode 2014-2015. Het primaire besluit, waarbij de superheffing werd opgelegd, werd op 20 juli 2016 herroepen door verweerder, die het verzoek om vergoeding van de proceskosten in bezwaar afwees. Appellante heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 11 december 2017 is het standpunt van appellante toegelicht, waarbij zij stelde dat zij voor het indienen van het bezwaar gebruik had gemaakt van de hulp van een rechtsbijstandverlener. Het College overweegt dat, hoewel appellante het bezwaarschrift op eigen naam heeft ingediend, artikel 2, derde lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) in bijzondere omstandigheden een vergoeding kan toekennen voor de kosten van rechtsbijstand. Verweerder heeft echter de gevraagde kostenvergoeding afgewezen, omdat er geen sprake zou zijn van door een derde verleende rechtsbijstand.
Het College concludeert dat appellante geen aanspraak kan maken op vergoeding van de proceskosten, omdat het indienen van een bezwaarschrift op eigen naam geen proceshandeling is die onder de vergoeding valt volgens de bijlage van het Bpb. De onrechtmatigheid van het primaire besluit is vastgesteld, maar het betoog van appellante dat zij wel producent is, kan niet leiden tot een gunstiger besluit. Uiteindelijk verklaart het College het beroep ongegrond en ziet het geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.