Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 14 maart 2018 in de zaak tussen
[naam 1] C.V., te [plaats 1] , [naam 2] C.V., te [plaats 2] , maatschap [naam 3] , te [plaats 3] en [naam 4] , te [plaats 4] , appellanten
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
2 juli 2015 hebben ingediend. Volgens appellanten hebben zij met de e-mail van
15 februari 2015 en de daarbij gevoegde overzichtslijst de meldingen al ingediend.
16 februari gemeld met een door de minister vastgesteld formulier.
Volledigheidshalve merk ik op dat ik u verzoek om pas een besluit te nemen met betrekking tot deze formulieren, nadat er is beslist in een aantal daarmee samenhangende transacties en/of procedures (…). Afhankelijk van de vraag of in eerder bedoelde transacties uiteindelijk wel of geen registratie plaats zal vinden, zullen betrokken partijen (…) kunnen beoordelen of zij de hierbij ingediende vervolgoverdrachten wel of niet willen doorzetten. (…).”
2 juli 2015 heeft ontvangen. Verweerder zal dus inhoudelijk op de meldingen moeten beslissen. De overige beroepsgronden van appellanten behoeven geen bespreking.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder, met inachtneming van deze uitspraak, opnieuw beslist op het bezwaar van appellanten;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 334,- aan appellanten te vergoeden;